Pagina:Arbeiders.djvu/204

Deze pagina is proefgelezen

202

de minister tot den secretaris en hij voegde er bij, "collationeer het volgnummer."

De kleine man liep zoo haastig weg alsof het volgnummer hem in de beenen was geslagen, maar vóór hij nog tijd had gehad de protocollen voor den dag te halen, werd hij door den minister op een toon, die weinig goeds voorspelde, teruggeroepen. Deze had ter nauwernood een paar regels van het verzoekschrift gelezen, of riep uit: "maar hoe zijn die stukken in ons Departement gekomen?"

Toen de secretaris terugkwam, zette de minister den langen, blanken wijsvinger zoo stijf onder een woord van den inhoud, dat zijn nagel een diep spoor achterliet: "Wat staat hier? Hier staat: Eigendommen tot de kerk behoorende."

"Bisdom Christiansand," zeide Njaedel, die met gespannen aandacht toehoorde.

"Aldus behoort deze zaak in het Departement van Eeredienst te huis en niet hier," hervatte de minister op hoogen toon.

"Ja maar, ja maar," begon de secretaris: "ik herinner mij nu niet meer, neen werkelijk ik herinner het mij niet meer, maar misschien heb ik destijds gevonden, dat het onderwerp van den twist van zoodanigen aard was, dat...."

"Het onderwerp van den twist," viel de minister met strengen toon in, "hier is geen sprake van het onderwerp van den twist, maar wel van eene goede Departementale orde, en volgens deze, behooren alle zaken, die betrekking op vroegere geestelijke goederen hebben in het Departement van Eeredienst te huis. Dit is een oude bekende regel, met welken, naar het mij voorkomt, de secretaris bekend moest zijn. Mo.... ga dadelijk met deze stukken naar het Departement van Eeredienst."

De minister overhandigde in zijne meest eerbiedwekkende houding aan Mo de stukken. Alle ambtenaars, die