Pagina:Arbeiders.djvu/208

Deze pagina is proefgelezen

206

kamerheer Delphin, die zijne fraaie uniform zeer bewonderde.

"Gij ziet er uit als een zweedsch officier," zeide de kamerheer tot hem.

De groothandelaar rammelde onder het gesprek telkens met zijnen sabel en wierp ter sluiks eenen blik in den spiegel.

"Gij kunt niet half gelooven, beste kamerheer, in welke pijnlijke verlegenheid ik geweest ben bij de keuze van een paard, want mijne prachtige zwarte merrie is eigenlijk een koetspaard. Nu heb ik wel een Isabella, een mooi dier met prachtige manen en zoo glad van huid en rond van vormen, dat het een lust is het dier te zien—ik heb het van een paardenopkooper van de Westkust gekocht—maar het ongeluk wil, dat het dier een weinig klein is en—"

"Napoleon bereed altijd kleine paarden," zeide Delphin.

"Werkelijk!" riep de heer Falck-Olsen verheugd uit, "en denk eens, de kolonel zwoer bij hoog en bij laag, dat mijn Isabella te goed was voor het gele corps."

"Maar gij zult toch het mooie dier berijden," vroeg Delphin op eenen toon, alsof hij 't een zaak van 't grootste gewicht beschouwde.

"Ja, ik neem mijn Isabella," antwoordde de groothandelaar op beslisten toon.

Onder de laatst aangekomenen bevond zich de ambtman Hiorth van de Westkust. Hij was kort geleden in de stad gekomen en het gerucht wilde, dat hij den ouden Falbe zou vervangen, die afgetreden was, na den—zelfs voor een noorsch minister—eerwaardigen ouderdom van 82 jaren te hebben bereikt.

Hiorth gaf zijn genoegen te kennen den kamerheer Delphin te ontmoeten, die in vroegere jaren bij hem als jong advocaat werkzaam was geweest, en hij verzocht de kamerheer hem aan dezen en genen der meest invloed-