Pagina:Arbeiders.djvu/218

Deze pagina is proefgelezen

216

namen de tafel af, dronken den nog in de glazen en flesschen aanwezige champagne en waren zeer vroolijk. Delphin kon dus onmogelijk langer in de eetzaal en het aangrenzend vertrek blijven, en trok zich in de verst afgelegen kamer terug ontevreden op zich zelf, weifelende wat hem te doen stond, maar voelende dat het hem niet mogelijk was heen te gaan, zonder haar gesproken te hebben. Eindelijk riep hij een der dienstmeisjes en vroeg, waar juffrouw Hilda was.

"Juffrouw Hilda is op hare kamer bezig met pakken. Weet u niet, dat de juffrouw van avond naar Amerika vertrekt," vroeg zij en hare mooie oogen hadden van de Champagne een nog helderder glans gekregen.

Delphin, die door deze woorden onaangenaam getroffen werd, zeide kortaf:

"Vraag juffrouw Bennecken uit mijnen naam, of zij de goedheid wil hebben een oogenblik hier te komen; ik zou haar gaarne even willen spreken."

Toen het dienstmeisje was weggegaan, bleef hij verschrikt voor den spiegel staan. Wat had hij gedaan?

Wat wilde hij eigenlijk van haar? Was hij niet te ver gegaan? hoe zou hij er zich weer uithelpen? En wenschte hij dit niet het meest?

Na verloop van eenige minuten kwam Hilda binnen. Aan hare oogen kon men zien, dat zij geschreid had, maar toch lag er over haar gelaat eene bijzondere kalmte. Delphin bemerkte dit dadelijk.

"Arme mama!" zeide zij, terwijl zij hem beide handen reikte; het is haar zoo zwaar gevallen zich met de gedachte vertrouwd te maken, dat Johan en ik zulk eene verre reis gaan ondernemen. Ja, ik zelf heb moeite te gelooven, dat zij door zal gaan."

Delphin vergat haar te antwoorden, zoo veranderd kwam zij hem voor. Hare verlegenheid, bijna zou men het hebben kunnen noemen, schuwheid was geheel ver-