217
dwenen. In haar eenvoudig toilet zag zij er zoo vastberaden en reisvaardig uit, en er was zoo iets zekers in hare stem en in geheel haar voorkomen, dat het hem niet gelukken wilde den half schertsenden, half beschermenden toon, waarop hij gewoonlijk met haar sprak, aan te slaan.
Meer door de toon zijner stem, dan door de woorden, die hij sprak, keek Hilda op. Hunne oogen ontmoetten elkander voor eene seconde en er ontstond eene pauze.
"Er is niets, dat u terughoudt niet waar?" vroeg hij op bitteren toon.
"O ja, dat weet gij heel goed," luidde haar antwoord en hare oogen vulden zich met tranen.
Hij zag haar van ter zijde aan; zoo als zij daar stond het hoofd wat voorover gebogen, terwijl zij zenuwachtig met haren zakdoek speelde, vroeg hij zich af, of zij dan werkelijk zoo leelijk was?
"En er is niets, dat u terughoudt?" Hij wist niet, dat hij dit reeds had gevraagd.
"Waarom wilt gij mij het afscheid zwaarder maken, dan het reeds is," vroeg zij bijna onhoorbaar en begon te schreien. George Delphin ging het vertrek een paar maal op en neer. Hij gevoelde, dat het leven hem eene goede kans bood en dat het nu voor het laatst zou zijn. Al het goede dat in hem was, trachtte hij te verzamelen, maar toen hij voor haar stond, hief zij even het hoofd op, en zeide:
"Neen, ik wil niet meer schreien. Ik voel, dat een gelukkiger leven mij daar wacht, dan mij ooit hier ten deel zou kunnen vallen. Vaarwel kamerheer—hartelijk zeg ik u dank voor uwe vriendschap."
Zij reikte hem de hand en keek hem met de trouwe gazellen-oogen, die vol tranen stonden, moedig aan. Op dit laatste oogenblik zag hij dat zij schoon was—maar toen was het te laat. Zij verliet het vertrek en liet de deur