oogen toe. Hij was klein en gezet, droeg eene pruik en was zeer roodwangig.
"Zou u wellicht de zaak vandaag zelf niet willen in handen nemen?" vroeg de kandidaat Bennecken aan den offlcier van justitie, bij wien hij werkzaam was, "de zaak krijgt dan spoediger haar beslag, en buitendien kan niemand beter dan gij zulk soort van zaken behandelen."
"Och ja.... doe het vriend, dan krijgen wij nog eens gelegenheid te lachen," zeide de drost onvoorzichtig genoeg.
De ambtman kuchte, schraapte zich de keel, streek met de hand over den grijsachtigen baard, zette den gouden bril te recht, maar niemand sloeg er acht op. Het ging volstrekt niet aan, zulke dingen in tegenwoordigheid der boeren te zeggen; hij begon dus met den president van den Gemeenteraad een gesprek aan te knoopen en vroeg verlof met hem te klinken.
Terwijl eenige advocaten aan het benedeneinde der tafel over eene zaak in heet dispuut waren, werd het gesprek aan het boveneinde op gedempten toon gevoerd.
"Zijn de aangeklaagden jonge menschen?" vroeg de rechter.
"Neen, de man is niet jong meer, hij is weduwnaar, het was zijne dienstmeid, maar de dochter, ziet gij...."
"Ah zoo.... gij meent als getuige...."
"Wat de dienstmeid betreft," viel de advocaat Tofte in, zij is, naar ik hoor, met haar kind naar Amerika getrokken."
"Och dat is hetzelfde, het verhoor met de getuige is juist het interessante van de zaak," zeide de advocaat Kahrs lachend, ik ken Christine Vatuemo, zij is een van de knapste meisjes uit de streek."
"Zoo de zaak spoediger van de hand gaat, zoo u die zelf leidt, verzoek ik zulks te doen," zeide de ambtman, en hij deed, of hij het laatste gedeelte van het gesprek niet had gehoord.