bruikte dan steeds eene groote hoeveelheid water uit- en inwendig; maar wanneer hij later in zijn fraai gemeubileerd woonvertrek kwam, waar juffrouw Borresen het ontbijt voor hem had klaar gezet, zag hij er uit als de type van een elegant jong mensch. Hij was dan ook eerst zeven of acht en dertig jaar oud; soms zag hij er evenwel ouder uit, en dit kwam, wijl zijn fraai lokkig haar wat begon uit te vallen. Na zijn ontbijt gebruikt en de kranten te hebben gelezen, maakte hij zich gereed naar zijn Departement te gaan. Eerst echter ging hij altijd naar de schrijftafel om te zien, wat hij eigenlijk in den nacht had geschreven, en dikwijls was het einde, dat hij het beschreven papier in kleine stukjes scheurde, die in den hoek bij de kachel eene plaats vonden tot groote ergernis van de nette huishoudster.
Het was een fraaie herfstmorgen. Het slotpark vertoonde zich in al zijne pracht, het bont gekleurd gebladerte stak schoon af tegen het overige nog groene loof. De rijm, die gedurende den nacht was ontstaan, lag als dauwdruppels over het gras. De afgevallen bladeren en de zwanevederen, die in de vijvers gevallen waren, geleken op vloten, die op een gunstigen wind wachtten, om uit te zeilen, en de temperatuur was zoo zoel, dat de wandelaars in het park onwillekeurig even stil bleven staan om de heerlijke lucht in te ademen. Een onbepaald verlangen naar iets, waaraan zij zelf geenen naam konden geven, maakte zich van hen meester. Met de hand voor de oogen, om zich tegen de zonnestralen te beschutten, tuurden zij naar de golf en naar de lange rij van heuvels, die zich Zuidwaarts uitstrekten. De betooverende aanblik, welke het landschap aanbood, werd nog vermeerderd, wijl de zonneschijn als een verblindend witte doch ondoordringbare sluier, een geheimzinnig waas over het geheel wierp.
Toen de kamerheer door het park in de straat kwam