"En daarom wil hij mij in die ellendige revisie-afdeeling plaatsen," viel Alfred in, waar ik geen sterveling ken, terwijl ik er juist zoo op had gevlast met Hiorth op hetzelfde bureau werkzaam te kunnen zijn.... waar is Hiorth naar toe gestoven?"
Deze kwam nu van achter eene groote palmplant te voorschijn, en speelde verlegen met zijn blond kneveltje.
"Ja, het is werkelijk jammer voor Alfred," ging mevrouw voort, "Daniël is altijd zoo streng ten zijnen opzichte geweest."
Nu trokken echter de stalen, die Hilda had meegebracht hare aandacht, en spoedig lag de geheele tafel vol. George Delphin hielp mevrouw uitzoeken, en Hilda werd niet beknord.
De jonge heeren bleven voor het raam staan.
"Noem je dat geen overvloed van geluk, Hiorth, zij woont hier aan huis, zij is familie van Mo—Mo, die bode bij Papa is."
"Van Anders den Almachtige," zeide Hiorth.
"Noemt gijlieden hem zoo aan het Departement dat is al een zeer goede naam voor hem; ja, zie je, Anders de Almachtige is een broer van haren vader—een gemeene rakker overigens, die van concubinaat is aangeklaagd. Heb je ze gezien....anders wil ik je met haar bekend maken."
"Waart ge in hare vroegere woonplaats goed met haar bekend?"
"0 ja—zoo tamelijk," antwoordde Alfred, en hij kneep even de oogen dicht.
"Je zult zien, dat het met haar zal gaan als met haren vader?"
"Wat?" vroeg Alfred.
"Concubinaat," fluisterde Hiorth.
Deze geestige zet wekte zoo de vroolijkheid der heeren op, dat zij de kamer moesten uitgaan, om op de trap er hartelijk over te kunnen uitlachen.