niet al te scherp contrast met de elegante woning maakte.
Wel had Delphin voor gewoonte, haar in het geheim nog „madam"[1] Olsen te noemen, en ook was het één zijner altijd terugkeerende geestigheden, de bals in het "danslokaal" bij Olsen te beschrijven. Zij evenwel, die mevrouw kenden, waren het er allen over eens, dat, zoo mevrouw soms tegen de etiquette zondigde, die fout te vergeven was, omdat hare goedhartigheid daar ruim tegen op woog. Zij had eene statige houding, en zooals zij nu voor de komst der gasten in een licht grijze moiré japon al de vertrekken nog eens doorging om te zien of alles in orde was, zag zij er zelfs heel goed uit. Haar man ging van het eene vertrek naar het andere, maar hij was onrustig en zenuwachtig; de bedienden werden ieder oogenblik door hem beknord, en telkens keek hij op zijn horloge.
„Wat scheelt je vandaag, manlief," vroeg mevrouw, je stelt je aan, alsof je den koning zelf verwacht!"
„Zeur niet en bemoei je maar met je eigen zaken," antwoordde hij.
Een oogenblik later kwam hij naar haar toe, en zei op een toon, die onverschillig moest heeten: van morgen vroeg ik den consul Lind ons bal te komen bijwonen."
„Ben je mal?" vroeg mevrouw.
„Wat? Ben ik misschien niet even goed als hij, en het kwam zoo ter sprake: wij ontmoetten elkaar op de Actiën-Bank."
„Verzocht je zijne dames ook?"
„Neen," luidde het antwoord eenigszins aarzelend.
„Nu, dan kunt gij er stellig op rekenen, dat hij niet komt; dat was vreeselijk dom van je, Ole Johan!"
„Zoo!" bromde haar man tusschen de tanden; het was
- ↑ Dezen naam geeft men in het Noorden aan getrouwde dames, die niet op den titel van Mevrouw aanspraak kunnen maken.(Vert.)