Gelderland:
A. D. DUIJS, Lid Prov. Staten, DODEWAARD.
A. GROENENDAAL CJZN., TIEL.
Utrecht:
ANTON BEGEER, Zilversmid, UTRECHT.
P. J. HOUTZAGERS, Dir. Mus. v. Nijverheid, UTRECHT.
MEURS1NG, Bierbrouwer, AMERSFOORT.
Noord-Holland:
P. J. H. CUIJPERS, Architect der Rijksmuseum-Gebouwen, AMSTERDAM.
L. KETJEN, Fabrikant, AMSTERDAM.
J. R. DE KRUIJFF, Directeur Kunstnijverheidschool, AMSTERDAM.
H. J. CALKOEN, Burgemeester, EDAM.
JHR. A. VAN FOREEST, HEILO B. ALKMAAR.
CHR. GROOTES MZN., Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, WESTZAAN.
J. LANKELMA, Ingenieur, PURMEREND.
REGO VETH, Fabrikant, HAARLEM.
Zuid-Holland:
P. A. SCHIPPERUS, Kunstschilder, ROTTERDAM.
G . STEVENS, Smyrnatapijtfabrikant, ROTTERDAM.
J. W. F. CONRAD, Voorzitter van de Nederl. Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, ’s GRAVENHAGE.
J. J. VAN NIEUKERKEN, Architect, ’s GRAVENHAGE[.]
J. W. MOLIJN, Fabrikant, GOUDA.
Zeeland:
MR. E. FOKKER, Voorzitter van de Vereeniging tot bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid, MIDDELBURG.
..................
..................
Noord-Brabant:
J. A. KAULEN, Fabrikant, HELMOND.
MR. A. VAN RIJCKEVORSEL, BOXTEL.
J. L. WIJERS, Fabrikant, EINDHOVEN.
JHR. J. O. DE JONG VAN BEEK EN DONK, BEEK EN DONK.
Limburg:
EDUARD DE BEAUMONT, MAASTRICHT.
F. R. CORTEN, Rijkslandb. leeraar, SITTARD.
MICHIELS VAN KESSENICH, ROERMOND.
In navolg[i]ng van Brussel worden ook voor deze Tentoonstelling op ruime schaal reclamezegels verspreid, in verschillende kleuren gedrukt, voorstellende in eenen hoek een schilderende juffrouw, geaureoold door een stralenschietende zon en zwevende schildjes, een anderen hoek geeft een kijkje op de Dordsche kerk en de Merwede, een banderole met opschrift, een schildje met hamer en nijptang en verder de gebruikelijke lekkernijen voltooien dit niet zeer fraaie geheel.
BERICHTEN.
Michelangelo in het Rijksmuseum.
In de Kroniek van Zondag 10 Januari j.l. deelt de heer A. Pit, onderdirecteur van het Nederlandsch museum mede, dat een tot nu toe in den inventaris als: „naakt mannenbeeldje dansend” vermeld bronzen beeldje, volgens zijne meening een afgietsel is naar een wasmodel voor het bronzen David-beeld dat Michelangelo in 1508 goot en dat door de stad Florence ten geschenke werd gegeven aan Florimont Robertet, die het deed plaatsen in zijn Chateau de Bury, bij Blois.
De heer Pit toont de waarschijnlijkheid zijner overtuiging aan door een bij de Kroniek als plaat gereproduceerd facsimile van een studieblad van Michelangelo, waarin Anatole de Montaiglon in zijn „Vie de Michelange” de eerste schetsen voor den David van Chateau de Bury ziet; terwijl de houding van dit beeld geheel overeenkomt met die van bedoeld bronsje. Tevens wordt de waarschijnlijkheid verhoogd door de gewoonte, bij beeldhouwers en zilversmeden uit dien tijd in zwang, n.l. om de modellen als herinnering aan het volbrachte werk, in later tijd misschien wel als handelsartikel, in brons te bewaren, aan deze gewoonte hebben wij de zoogenaamde plaketten te danken, waardoor menig kunstwerk althans niet geheel is verloren geraakt.
— Van de Technische Vakvereeniging, welke, te oordeelen naar hetgeen er van deze veelbelovende samenwerking wordt kenbaar gemaakt, in handen schijnt te zijn die getuigen van zeer veel toewijding voor hare verdere ontwikkeling, ontvingen wij het programma voor een prijsvraag, [1] door welke zij in het bezit wenscht te komen van een diploma, om haren leden als bewijs van lidmaatschap aan te bieden. De mededinging aan dezen prijskamp is alleen opengesteld voor de leden, terwijl een drietal uit hun midden gekozenen als jury zullen fungeeren. Door de afdeeling „Den Haag” werd de vorige week aan de leden een ledenlijst toegezonden, waaruit blijkt dat die afdeeling thans 42 gewone en 10 buitenleden telt, waarvan 31 behoorende tot de burgerlijke bouwkunde, 10 tot burgerlijke en waterbouwkunde, 2 tot de metaalindustrie en 3 tot de kunstnijverheidsvakken.
Wanneer het nut van organisatie nog meer zal worden ingezien, kan deze vereeniging, die nu reeds in de vier voornaamste steden hare afdeelingen heeft, eens een machtige factor in de technische wereld worden.
Vakvereenigingen.
In de Bijdragen tot de Statistiek van Nederland, uitgegeven door de Centrale Commissie voor de Statistiek, is nu verschenen: „Onderzoek naar de geschiedenis en werkzaamheid der Vakvereenigingen.” De kennisneming der uitkomsten van het onderzoek, door genoemde commissie ingesteld naar het vereenigingsleven onder de arbeiders en neergelegd in deel 1 van de Bijdragen („Statistiek der Arbeidersvereenigingen,”) gepubliceerd in 1894, heeft aanleiding gegeven tot de overtuiging, dat het wenschelijk was, dit in het bijzonder ten opzichte der vakvereenigingen voort te zetten. In Juni 1895 werden de eerste circulaires tot het verkrijgen van gegevens verzonden. In 481 vereenigingen werd aangeklopt. Hiervan bleken 17 geen vakvereenigingen te zijn; van 14 vereenigingen kwamen de brieven als onbestelbaar terug of werd bericht ontvangen, dat zij hadden opgehouden te bestaan; 13 vereenigingen weigerden inlichtingen te geven; van 252 kwam geen antwoord, zoodat de resultaten van het onderzoek omvatten 185 vakverenigingen.
Vitruvius.
In het „Bouwkundig Tijdschrift,” uitgave van de Maatschappij tot bev. der Bouwkunst, deel XIV, deel 40 der bouwkundige bijdragen, komt als vervolg op een artikel van den heer Peters over Vitruvius voor:
1e een korte inhoudsopgave van het werk van dien meester in X boeken verdeeld.
2e. Valentin Rose’s mededeelingen omtrent de nog in handschrift bestaande Vitruvii.
3e. opgave der bekende uitgaven en herdrukken van Vitruvius „Architectura” in de Latijnsche, Italiaansche, Fransche, Duitsche, Engelsche en Spaansche talen.
Als slot wordt daaraan toegevoegd:
Bovenstaande opgaven van Vitruvius Architectura in verschillende landen verschenen uitgaven, herdrukken en verkorte uitgaven, is hoogstwaarschijnlijk verre van volledig, oudstijds toch verschenen niet zelden werken van verschillende schrijvers bijeen, doch onder den titel van slechts één hunner, zoodat allicht enkele uitgaven en herdrukken van Vitruvius daardoor onvermeld zijn gebleven.
Ook is het niet onwaarschijnlijk dat enkele uitgaven die slechts in beperkten kring bekend werden, allengs vergeten of verloren zijn geraakt, zoodat men het aantal der van de Architectura verschenen uitgaven gerust op een honderdtal kan stellen.
In onze openbare boekerijen bevinden zich daarvan blijkens de aanteekeningen, tal van exemplaren, in de Universiteitsbibliotheek te Leiden, zelfs een belangrijke collectie; buitendien bezitten ook vele particulier bibliotheken een of meer dier uitgaven, zoodat hun die lust mogen gevoelen Vitruvius volledig te bestudeeren en in onze taal een uitgave te doen verschijnen, daartoe inderdaad alle gegevens ten dienste staan.
Dienstaanbiedingen en vacante betrekkingen [2]
Plaatsing gezocht als opzichter of teekenaar, door W. C. Bauer, adres redactie „Architectura.”