Pagina:Architectura vol 005 no 007.djvu/4

Deze pagina is proefgelezen
42
13 Februari 1897.
ARCHITECTURA.


bij de latere hiërarchiën zien verschijnen, wier onverantwoordelijk laatdunkende domheid zooveel ellende heeft veroorzaakt. De Egyptische priester werd geacht en geëerd door het volk als een ware vertegenwoordiger der goddelijke kracht. Deze vereering had hij niet alleen te danken aan zijn ontzettende kennis, waardoor hij zijne macht verkreeg, maar ook aan het goede gebruik, dat hij van die kennis maakte tot heil der minder ontwikkelde massa. Als hoogste belooning werd hem in het hart des volks een overtuigde dankbaarheid geboren.
De koning werd uit de priester- of krijgslieden-kaste gekozen. Viel de keus op een krijgsman, dan moest hij terstond in de priesterorde worden ingewijd. Hij was het hoofd van den staat en den eeredienst, regelde de tempelofferanden en had het speciale offerrecht. (Plaat 1, fig. 1).

Herodotes zegt, dat de eeredienst der goden enkel door mannen werd verricht. De koning voerde bevel over het leger, beschikte over oorlog en vrede naar goedvinden, maar overigens behoorde hij der natie — de natie niet aan hem[.] Al zijn tijd werd in beslag genomen door bezigheden in het belang van het land, en wat hij deed werd geregeld en voorgeschreven door wetten, waarop de priesters toezicht hielden. Zijn eten, drinken, slapen, waken, offeren, zijn geheele levenswijze alles was naar oude deugdelijk gebleken voorschriften geregeld, zoodat zijn geest, ziel en lichaam geschikt werden gehouden voor de reuzentaak, die hem was opgelegd, en zijne beste krachten en vermogens gebruikt en geleid werden tot welzijn der natie.
De dooden—boeken, zooals elke mummie er een meê kreeg, geven getuigenis van de goedheid der egyptenaren. Men leest o. a.:
„Ik gaf brood aan de hongerigen, water aan de dorstigen, kleeren aan den naakte; den slaaf lasterde ik niet bij den meester. Ik ben de stok van den grijsaard, de min van het kind, de voorspraak van den ellendige; ik ben de zaal, die den koude verwarmde in thebe, het brood der bedrukten, waaraan nooit gebrek was in het middenland, de hulp tegen de Barbaren.
Koning entef (plaat 2 fig. 2) [1] verhaalt, „dat hij den arm des geweldenaars tegenhield en geweld tegen den geweldige keerde, dat hij hooghartig was tegen de hooghartigen en den opgeheven arm neêrsloeg, dat hij de vader was van den ellendige, de moeder van hem, die geene moeder had, de schrik voor den wreede, de beschermer van den onterfde, de verdediger van hem die verdrukt werd door sterkeren, de echtgenoot der weduwe, de toevluchtzaal der wees.”
Houden we hierbij rekening met een zekere dozis eigenliefde en zelfverheffing, dan is nochtans de algemeene zin dezer grafschriften geheel anders dan die onzer vorsten of beroemdheden, waarvan meestal vermeld wordt, hoe knap zij wel waren, zonder dat men ooit moeite doet om te bewijzen dat zij goed waren.

Nemen we aan dat egyptenarenatlanten — waren, dan is de ouderdom, waarmede men hen genadiglijk bedeelt, kinderachtig. Het is zeker, dat men niets stelligs aangaande hun ouderdom kan meêdeelen. Voor 7000 jaren hadden zij reeds eene bloeiperiode achter den rug, hetgeen door de oude monumenten, wier schoonheid steeds aan hun ouderdom evenredig is, wordt bevestigd. Eene inscriptie uit de 4e dynastie verhaalt, dat te dien tijde de sfinx (plaat 2 fig. 1) reeds lang bestaan had en het werk was van het roode ras of de atlanten [2]. De beschaving dezer laatsten was grooter dan die der egyptenaren. Hunne ontaarde afstammelingen, de natie van plato’sAtlantis” bouwden de eerste Pyramide vóór de komst der „Oostersche ethiopiërs” — zooals herodotes de egyptenaren noemt. Volgens dezen laatste ontvingen zij hunne beschaving van meroë in ethiopië, den zetel eener priesterkaste of Koninklijke priesterschap. [3]
Volgens ch. j. stone en bunsen dateert de Egyptische kunst van vóór 9000 jaren. De Indische kunst zou 20,000 jaren tellen, waaruit in elk geval blijkt, dat de Indische kunst veel ouder is dan de Egyptische.
Van de Egyptische koningen weet men weinig positiefs, omdat de geschiedschrijvers, op enkele uitzonderingen na, verschillende namen en datums vermelden. Allen komen echter daarin overeen, dat de eerste koning der eerste dynastie—menes—was. Men verhaalt, dat hij zijn volk onderwees in den godsdienst, den primitieven eenvoud vernietigde en de priesterheerschappij door het stichten der monarchie ophief. Tusschen menes en nectonebo (340 v. C.) liggen 4000 jaren. Anderen willen in menes eene legendarische figuur zien, zooals menu in indië en minos op creta. In verband met de verhalen van herodotes zou dit alles meer op eene mythe betrekking hebben. [4]
Er is misschien geene kunst, wetenschap of techniek, waarmede de egyptenaren niet reeds bekend waren. Elke nieuwe ontdekking leert ons telkens iets nieuws omtrent den grooten omvang hunner beschaving. „atlotis,” tweede koning der eerste dynastie schreef een werk over anatomie, en — necho — zijn zoon, over astrologie en astronomie.

De papyrus, waarop zij teekenden is tot nog toe onovertroffen, (fig. 6), 2000 jaren v. ch. weet men met zekerheid, dat het gebruikt werd. In waterwerken waren zij uiterst bekwaam, en nog vindt men hun land doorsneden met kanalen in alle richtingen. Zij kenden den exakten duur van het jaar en verdeelden daarnaar den tijd; ook wisten zij van den invloed der sterren. Door den bouw der eerste pyramide was de ware meridiaan vastgesteld; zij hadden klokken en zonnewijzers; hun „elleboog” was de eenheid van maat, waarvan de Engelsche — yard — de voet — en de — inche — nog afkomstig zijn [5]. Zij was gelijk aan 1.70 Eng. voet = 0,52028 M. Zij gebruikten bovendien nog andere maten, hetgeen wel eens met de dynastieën afwisselde, maar altijd waren hunne „ellebogen” — ontleend aan een der meetbare maten of bekende getallen uit het zonnestelsel. Ook voor de gewichten hadden zij eene eenheid vastgesteld; zij kenden algebra en gebruikten het tien- en twaalftallig stelsel.

  1. De op plaat 2-fig. 1 voorkomende reproductie is eene teekening van een fragment eener houten mummie kist, het gebeeldhouwde deksel evenals het overige der kist werd met linnen overtrokken en daarop wit geplamuurd in dit plamuursel werd fijn lijnornament ingekrast en daarna het geheele deksel verguld, de onderkist blauw geschilderd. De oogronden zijn van koper of brons waarin een glazen oogappel gevat is.
  2. e. schuré. Les grands initiés, pag. 5 en 117.
  3. Secret Doctrine, van h. p. blavatsky, deel II, pag. 447.
  4. We laten hier buiten beschouwing of eene — mythe — niet meestal meer waarheid verbergt dan de meest — exakte geschiedenis pretentieert te ontdekken.
  5. Isis unveiled, deel I pag. 566.