gesteld te worden: welke moet de houding zijn van hen, die zich verklaard hebben voor den „N. A. B.” en ook streelden naar eene zekere fusie of samenwerking der „bouwkundige vereenigingen.”
Wordt het plan-Alpherts consequent uitgevoerd, dan moet de sectie „Bouwkunde” zooveel mogelijk alle Nederlandsche bouwmeesters omvatten, dus alle vereenigingen in zich opnemen; — dus broederlijke samenwerking van ingenieurs en architecten neven elkander, zooals in duitschland, italië enz.
Behalve de innige aanraking van beide technische vakken bij gemeentelijke publieke werken, spoorwegen, fabrieksbouw, verwarming, verlichting enz. bestaat voor elk beoefenaar der beide vakken de noodzakelijkheid van eene zekere ontwikkeling van ’t andere te bezitten.
Wordt deze opvatting in beginsel bestreden, dan moet ook die sectie B. Bouwkunde uit het plan-Alpherts vervallen.
Dit doel zou hij wenschen te bereiken door eene zoodanige reorganisatie van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, dat zich daarbij ook die leden van de vereenigingen van Werktuig- en Scheepsbouwkundigen en van Electrotechnici en van de vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs zouden kunnen aansluiten, die nog geen lid van het Instituut zijn.
En zulks wel op zoodanige wijze, dat aan het streven dier verschillende vereenigingen niet alleen geen afbreuk zou worden gedaan, maar zóó, dat integendeel een veel krachtdadiger bevordering van wat zij nuttig en noodig oordeelen daarvan het gevolg kon zijn.
Dat eendracht macht maakt, en dat daarentegen de ons Nederlanders ingeschapen lust tot afscheiding dikwerf het tot stand komen van een goed en krachtig geheel in den weg stond — menige bladzijde uit onze schoone geschiedenis levert daarvan de bewijzen.”
Onder de voordeelen van de samenwerking wordt onder meer aangevoerd, dat verscheidene technici thans voor meer dan èén vereeniging contributie betalen, waardoor de geldmiddelen versnipperd blijven, evenals de werkkrachten.
Het gereorganiseerde Instituut zoude op 1000 leden worden geteld, wanneer daarneven de bouwkundigen toetraden tot den Bond zouden zeker nog 800 leden gewonnen kunnen worden, waardoor de meerdere kosten van uitgaven van weekblad en tijdschrift zeker ruim werden vergoed, en levens dit weekblad met den veelzijdigen inhoud veel grooter verspreiding zoude vinden.
Ik zou dit doel wenschen te bereiken door wijziging van het Reglement van het Instituut van Ingenieurs in den geest van het hierbij gevoegde ontwerp.
Het moge mij vergund zijn dit met een kort woord toe te lichten.
„Het Instituut wordt verdeeld in de zes navolgende secties.
A. Waterstaat en Spoorwegen;
B. Bouwkunde;
C. Werktuigkunde;
D. Elektrotechniek;
E. Scheepsbouwkunde en
F. Mijnwezen.
Elke sectie houdt (hij genoegzame deelneming, zie art. 5 laatste alinea) hare eigen vergaderingen en heeft haar eigen bestuur, terwijl de belangen van het Instituut in zijn geheel worden behartigd door den raad van bestuur.
De secties bezitten geen eigen geldmiddelen, deze zijn eigendom van de geheele vereeniging en worden beheerd door den penningmeester.
Eene andere regeling schijnt niet wel mogelijk zonder afbreuk te doen aan de eenheid, en ook niet noodig als men let op den aard der uitgaven, dit; nagenoeg alle in het belang der geheele vereeniging zijn.
De algemeens secretaris wordt in de uitoefening van zijn taak bijgestaan door de secretarissen der secties.
Elk lid van het Instituut heeft, door betaling der op f 16.— bepaalde contributie, recht op het bijwonen van de vergaderingen van alle secties; hij bezit echter alleen stemrecht in die sectie, bij welke hij zich in het bijzonder heeft aangesloten.
Voor elke volgende sectie waarin hij zich het stemrecht zou willen verzekeren is een surplus van f 1.— verschuldigd.
Het daaraan voor een lid verbonden voordeel is, dat hij in meer dan één sectie invloed kan uitoefenen op de toetreding der leden, op de keuze der bestuurs- en daardoor ook op die der raadsleden, en op de te nemen besluiten.
Onder de gratis aan de leden rond te zenden werken behoort in de eerste plaats het weekblad, dat alleen voor het officieele gedeelte orgaan is van het Instituut en c. q. ook van andere vereenigingen (Zie art[.] 30). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Minstens tweemaal in het jaar wordt eene algemeene vergadering gehouden, doch overigens vergaderen de secties ieder afzonderlijk en op de voor hare leden en werkzaamheden meest geëigende plaatsen.
Globale Raming van Ontvangsten. | ||
Contributie (f 16.000 pl. f 250) | f | 16.250.— |
Rijksbijdrage | „ | 800.— |
Rente van kapitaal | „ | 800.— |
Verkoop van werken enz. | „ | 150.— |
f | 18.000.— |
Uitgaven: | ||||
Aan Salarissen: | ||||
Secretaris | f | 2200.— | ||
Amanuensis, concierge enz. | „ | 1500.— | ||
Hoofdredacteur | „ | 3000.— | ||
Twee mede-redacteurs | „ | 3000.— | ||
f | 9.700.— | |||
Jaarboekje | „ | 1.500.— | ||
Tijdschrift | „ | 750.— | ||
Vergaderingen | „ | 3.000.— | ||
Huur, meubels enz. | „ | 1.500.— | ||
Bibliotheek | „ | 1.000.— | ||
Verzending jaarboekje en tijdschrift | „ | 200.— | ||
Onvoorziene | „ | 350.— | ||
f | 18.000.— |
Ontwerp Reglement.
De sectie Bouwkunde behandelt o. m. vraagstukken betreffende: burgerlijke en schoone bouwkunde; vestingbouw en andere, militaire bouwwerken; hygiëne; stedenbouw (vergrooting, bestrating, watervoorziening, verlichting, reiniging, rioleering enz.), bouwstoffen, enz., theoretische beschouwingen.
Voorts wordt de behartiging van de algemeen maatschappelijke belangen van den ingenieur gerekend te behooren tot den werkkring van alle secties.
Tot gewone leden kunnen worden voorgesteld personen, die het vak van ingenieur of architect uitoefenen of daarvoor opgeleid worden, zoomede zij die de daarop betrekking hebbende wetenschappen en kunsten beoefenen of daarin belangstellen.
Het voorstel tot ballotage voor gewoon lid geschiedt door de sectiebesturen op schriftelijke aanvrage van den belanghebbende aan den raad van bestuur, welke aanvrage moet oudersteund worden door twee leden van het Instituut.
Om als gewoon lid van het Instituut te worden aangenomen moet de candidaat, in de vergadering van elke der secties voor welker lidmaatschap hij zich heeft aangegeven, minstens twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen op zich vereenigd hebben.
De jaarlijksche contributie bedraagt voor de gewone leden zestien gulden (f 16) wanneer zij lid zijn van ééne sectie, en één gulden (f 1) méér voor elke volgende sectie waarin zij stemrecht hebben.
Voor entrée en diploma is bovendien een bedrag van vijf gulden (f 5) verschuldigd.
Elke sectie heeft haar eigen bestuur, bestaande uit v ij f leden, die door de sectievergadering bij volstrekte meerderheid van stemmen uit de stemgerechtigde leden der sectie gekozen worden en uit hun midden een voorzitter en een secretaris aanwijzen.
De algemeene leiding van het Instituut is opgedragen aan den raad van bestuur, die uit negen leden bestaat.
De voorzitters der sectie-besturen nemen als zoodanig zitting in den raad; de overige raadsleden worden bij volstrekte meerderheid van stemmen gekozen uit de leden der sectie-besturen in eene gecombineerde vergadering dier besturen.
De raadsleden wijzen uit hun midden, bij volstrekte meerderheid van stemmen, den president van het Instituut, den vice-president en den penningmeester aan.
De raad van bestuur wordt bijgestaan door den algemeenen secretaris, die geen lid van den raad is.
Alle stukken uitgaande van het bestuur eener sectie worden geteekend door den voorzitter en den secretaris van het bestuur.
Alle uitgaande stukken van den raad van bestuur worden geteekend door den voorzitter en den algemeenen secretaris.
Het lidmaatschap van den raad van bestuur eindigt met dat van het sectiebestuur; de raadsleden treden op in eene in september te houden vergadering van den raad van bestuur en zijn dadelijk na hun aftreden herkiesbaar.
De sectiebesturen vergaderen zoo dikwijls als dit voor de werkzaamheden der secties noodig is; geen besluiten zijn geldig wanneer minder dan drie leden tegenwoordig zijn.
„Het Weekblad is verdeeld in een „Officieel” en een „Niet-officieel” gedeelte.
Voor zooverre het „Officieel gedeelte” betreft, is het Weekblad het orgaan van het Instituut en c. q. ook van andere vereenigingen.
Daarin komen alle mededeelingen, oproepingen enz. van de sectiebesturen en van den raad van bestuur, uittreksels uit de notulen der sectie- en algemeene vergaderingen en het in art. 26 bedoelde algemeen verslag.
In het „.Niet-officieel gedeelte” worden opgenomen de aan den raad van bestuur of rechtstreeks aan de redactie ingezonden en voor opname geschikt bevonden verhandelingen, memoriën, mededeelingen, vertalingen enz., zoomede korte verslagen van vergaderingen, uittreksels uit andere geschriften, verscheidenheden, aankondigingen en beoordeelingen van nieuwe werken, benoemingen, open betrekkingen enz. enz. en advertenties.