Pagina:Architectura vol 005 no 013.djvu/1

Deze pagina is proefgelezen

VIJFDE JAARGANG No. 13.ZATERDAG 27 MAART 1897.

ARCHITECTURA / ORGAAN V.H. GENOOTSCHAP ARCHITECTURA ET AMICITIA
ARCHITECTURA / ORGAAN V.H. GENOOTSCHAP ARCHITECTURA ET AMICITIA

UITGEVERS: J. VAN DER ENDT & ZOON MAASSLUIS.

Redactie: jos. th. j. cijpers, j. l. m. lauweriks, johs. b. lambeek jr., l. f. edema van der tuuk en k. de bazel.
bijdragen voor het blad te zenden aan den heer k. de bazel, nicolaas beetsstraat 118, amsterdam en alles, wat de administratie van het genootschap betreft, aan den 1sten secretaris, american-hotel, te amsterdam.
voorwaarden van het lidmaatschap: het orgaan met technisch gedeelte wordt wekelijks franco toegezonden aan alle leden van het genootschap. de jaarlijksche contributie voor het lidmaatschap bedraagt:
voor gewone leden . . . . . . . . . . . . . ƒ 12.—
  „   kunstlievende leden . . . . . . . . . „ 10.—
  „   buitenleden en aspirant leden . . . . . „ 7.50


MEDEDEELINGEN BETREFFENDE HET GENOOTSCHAP.

1o. De 1053e gewone vergadering zal gehouden worden op woensdag 31 maart a.s. ’s avonds ten 8 ure in het genootschapslokaal, American-Hotel, leidsche plein alhier.

2o. Leden die den genootschapskalender 1897 tot nog toe niet ontvingen, worden verzocht dit op te geven aan den 1en Secretaris.

3o. De ontwerper van Motto „buiten” inzending op de genootschapsprijsvraag voor een diploma-quitantie wordt verzocht zijn correspondentie-adres aan den 1en Secr. op te geven.

AGENDA. 1053e vergadering.

a. Mededeelingen van het bestuur.
b. Voordracht van den heer j. e. van der pek, architect alhier, over „volkshuisvesting,” vervolg van de vorige op 3 maart jl.
c. Kunstbeschouwing van het prachtplaatwerk l’art arabe.


EGYPTE. le­zing ge­hou­den in het ge­noot­schaps­lo­kaal, op 23 sep­tem­ber 1896.
ver­volg van blz. 59.

Door h. p. blavatsky, wordt herhaaldelijk gewezen op het verband tusschen de verschillende ruïnen die onzen aardbol bedekken, zoo lezen we o. a. het volgende.
„Waarom zouden we vergeten, dat, eeuwen vóór de schepen van den „genuees” de wester wateren doorkliefden de phoeniciërs den aardbol omgevaren en hunne beschaving verspreid hadden in streken, die nu stil en uitgestorven zijn? Welke archeologist zal durven beweren, dat dezelfde hand, die de pyramiden van egypte, den tempel van karnak– en de duizende in puin gevallen monumenten langs den nijl bouwde, niet eveneens de monumentale-nakhon-wat van kambodje oprichtte, of de hiëroglyphen schreef op de ruïnen van palenque en uxmal– in centraal amerika en op de obelisken en deuren van het verlaten Indische dorp, onlangs in britsch columbia ondekt door Lord dufferin.”

Spreken de relieken, die we in onze musea opstapelen, laatste gedachtenissen van lang vergeten kunsten, niet luide van oude beschaving, en bewijzen zij niet nogmaals en nogmaals, dat verdwenen landen en natiën wetenschappen en kunsten met zich in het graf genomen hebben, welke de middeleeuwsche .... kloosters, noch de moderne chemie het leven hebben teruggegeven?”

We hebben reeds gezegd, dat de filosofie, zooals men die in de tempels der oudheid onderwees, de kunst als een der machtigste uitdrukkingsmiddelen gebruikte, alleen den godsdienst der hebreeuwen maakt hierop eene uitzondering. Om de een of andere reden schijnt het door mozes niet raadzaam geoordeeld te zijn ter belichaming der waarheid andere voertuigen te gebruiken dan het woord.
Het intieme verband tusschen kunst en filosofie is nog duidelijk waar te nemen in indië, waar çiwa, de derde persoon der Indische Trimourti, een der mystieke schrijvers over architectuur genoemd wordt. In de Indische manuscripten vindt men verhandelingen over architectuur, astromonie en astrologie vereenigd. Ook lezen wij in de voorhistorische geschiedenis van indië, dat maya de stad yudhusthira bouwde en werken over bouwkunde en astronomie naliet, waarin o.a. wordt uitgelegd, hoe een kompas en een zonnewijzer gemaakt moeten worden.
De oudste Egyptische monumenten (de tempel van denderah uitgezonderd, — waarvan men met zekerheid den ouderdom bepalen kan) dateeren van de vierde dynastie en zij die met de Egyptische kunst vertrouwd zijn, beweren eenstemmig, dat de oudste monumenten de eenvoudigste en schoonste zijn en dat men, behoudens een vluchtigen opbloei door tijdelijke nationale welvaart of door de regeering van een beroemd vorst een langzamen achteruitgang kon aanwijzen,