Pagina:Architectura vol 005 no 020.djvu/9

Deze pagina is proefgelezen
architectura.
9
 

weer op, dus vormend eene kolom als van levend albast.
Vóór de poort gekomen traden vijf grijsaard, dragers der attributen, hunne volgelingen, uit den stoet naar voren om achtereenvolgens het woord tot den hiërofant te richten.
De eerste grijsaard sprak aldus: — Meester, — slaaf der Waarheid, wier voetzool u ridderde, verleen ons den toegang tot dit heiligdom, voor welks poort gij als trouwe wachter ge­steld zijt.
De tweede grijsaard: — Meester, — dienaar der Rede, wier essence uw wil gebruikte als een instrument om de glorie van het ééne te openbaren, laat ons niet binnengaan zonder dat wij uit uwen wijzen mond vernomen heb­ben, welke gevaren ons bedreigen bij het betreden van dit ons onbekende heiligdom.
De derde grijsaard: — Meester der Wer­kelijkheid, uwe oogen zijn de lantaarns, die op de dingen gericht, het ware wezen ervan doen uitkomen, al uwe waarnemingen vat gij zamen in die van het ééne werkelijke. Leer ons voor wij binnengaan schijn van werkelijk­heid onderscheiden.
De vierde grijsaard: — Meester, — Priester der schoonheid, uw gelaat herinnert mij den zaligen aanblik der goden en gelijkt de ge­steenten, die na lang het zonlicht te hebben ingedronken in den nacht der tijden blijven doorschitteren.
Toon ons, de verzadigden der geopen­baarde schoonheid, die van het binnenste.
De vijfde en oudste grijsaard: — Meester der Rechtvaardigheid op uw voorhoofd lees ik het teeken der vrijmaking. Dus zult gij ons verhalen van Eeuwige....
Zwijgend had de hiërofant geluisterd. De dee­moedige nederigheid zijner houding was in harmonie met de waardigheid zijner geheele verschijning. En den blik van oneindige wijs­heid, door goedheid verzacht, richtende op de aanwezigen, die zich tot in hun binnenste ge­schokt voelden, en met eene stem wier klank eene ontroerende trilling joeg door de leden der toehoorders, sprak hy deze woorden:
Gij zijt....
Een niet te misduiden handgebaar voltooide den zin zijner woorden.
Reeds tijdens de toespraak der grijsaards hadden de eerste zonnestralen het bovenste gedeelte van het tempel­gebouw verlicht, en alsof de woorden van den hiërofant een sein geweest waren, begon eensklaps de gouden poort hevig te gloeien. De robijn daarboven als met leven bezield opvlammend, deed het geheele gebouw schitteren en zijne roode stralen marmerden het ivoor met zachte aderen. De gouden schaal schoot vlammen en fonteinen van licht­stralen richtten zich in machtige bundels op­waarts, de witte vogelkolom verguldende, om zich met een uit den hemel neerschietende lichtbundel die het purper-azuur geopend had te vereenigen. De hiërofant vereenzelvigt met de heerlijkheid van het geheel was ver­dwenen.
Amsterdam, bloeimaand 1897.

J. L. M. Lauweriks.
 


HOOGGEACHTE HEER,
Pretoria (Transvaal), 8 April 1897.
 

Van uit het zwarte werelddeel is het mij eene innige behoefte U een enkel woord van hulde te brengen.
Voor eenigen tijd las ik dat Gij zoo omstreeks nu Uw 70e verjaardag zult herdenken. Dat gaf mij te denken, want U behoort tot mijn geestelijke leiders van mijn jongens­jaren aan, toen ik werd binnengeleid in Uwe vroegste dorpskerkjes.
Sedert is er heel wat gebeurd.
Ik zag Uwe grootere werken, leefde Uwe kunstenaarsgedachten dikwijls mede en wonende voor een paar jaar boven in het Centraalstation te Amsterdam, genoot ik Uw werk op alle uren van den dag en dikwijls in maanlicht.
Ik heb U veel te danken, U hebt diepte aan ons volk gegeven.
Hier in de Transvaal ben ik het mikpunt van de Engelsch gezinden en ik gevoel het opwekkende dat er in ligt het mikpunt van verwoede vijanden te zijn en daarbij het besef te hebben, dat men gelijk heeft en een goed en groot doel met eerlijke middelen najaagt.
Uw heb dit gevoel Uw geheele leven gehad en U kunt op Uw leven terug zien als van een der beweldadigden bij uitnemendheid, als een ziener die de beste eigenschappen van zijn volk beter kent dan de organen van dat volk zelf.
Wij, Nederlanders, zijn door U rijker geworden.
Mocht ik U nog eens wederzien. Over een paar jaar hoop ik in het Vaderland terug te keeren, en te gaan leven zooals het aan den avond van het leven past. Dan hoop ik nog duidelijk op uw werk te kunnen staren en mij daarbij beter en edeler voelen.
Gelooft U mij Hoogachtend Uwen

dir. z. afr. spoorweg my.
get. G. A. A. Middelberg.