Pagina:Architectura vol 005 no 027.djvu/3

Deze pagina is proefgelezen
3 Juli 1897.
129
ARCHITECTURA.


begin van de twaalfde eeuw vinden we in vezelay reeds kruisgewelven op ronde bogen zonder graden, en even later in de narthex van diezelfde kerk kruisgewelven op spitsbogen met en zonder graden [1] Deze graden worden nog geprofi­leerd op den smaak af, zonder methode, evenzoo die van de Abdijkerk van st. denis en anderen, ook omtrent dezen tijd tot stand gekomen. Korten tijd hierna zien wij bij de profileering van de graden der N. D. van parijs reeds naar een vaste methode werken. De richtinglijnen en trekpunten worden beheerscht door een stelsel van driehoeken en dit stelsel wordt voor muraal, diagonaal en gordelboog toegepast met inachtneming van de verschillende zwaarten der bogen in evenredigheid met de uit te oefenen functie (zie fig. I.) Dit brengt schaal in een gebouw. [2]

Op Vaderlandschen bodem vinden we Byzantijnsche gewelven:
Karolingische zaal westelijk S t. Servaas. [3]
Karolingische Kapel bij nijmegen.
Romaansche gewelven zonder graden:
Rolduc crypta en bovenkerk. [4]
O. L. Vrouw maastricht crypta en bovenkerk, zijbeuk met halve koepels.
oldenzaal[5] st. plechelmus.
S t. Servaas tweede crypta.
Met graden op ronde bogen:
Kerk te oostmarsum[6]
oldenzaal Portaal Toren.
Mariakerk utrecht (Lombardisch). [7]
Met graden op spitsbogen:
O. L. Vrouw Munster, roermond [halfcirkelvor­mige diagonaalribben].
zutphen S t. Walburg.
groningen S t. Maarten.

gothische stelsel.

Gedurende de gothische periode zien wij den gewelfbouw tot volle ontwikkeling komen. Met een stelsel van graden, waarop de welfschelpen rusten, is het mogelijk ook de meest onregelmatige grondvlakken te overwelven, door ze in drie­hoeken te verdeelen wier toppen in den sluitsteen elkander ontmoeten. Zoo zijn de welven van den kooromgang en de transkapellen te st. denis niet anders mogelijk dan met het Gothische stelsel [8]. Op de oude traditie wijst de hoogte, waarop de sluitsteenen werden aangebracht. Kathedraal van sens veel hooger dan parijs.
In amiens en st. chapelle ligt de sluitsteen op gelijke hoogte met top van muraal en gordelbogen. In amiens is het middenschip 14.40 M. breed; op de kruising van schip en dwarspand krijgt men dus een gewelf van 14.40 M. vierkant. Om dit met enkelvoudig kruisgewelf dicht te slaan vond men te gewaagd, weshalve men het versterkte met nokgraden vanaf den sluitsteen tot top muraal en gordelboog, en met tusschengraden van de hoekpunten naar het midden der nokgraden. De schelpen werden hier dus veel kleiner, gevolg: het gewelf sterker.
Uit deze vermeerdering van ribben komt het stergewelf voort, dat in engeland o. a. tot zulke eigenaardige combi­naties heeft geleid. De Engelschen echter maken zooveel onderverdeelingen dat de schelpen ten slotte uit één stuk steen worden. [9] Het gevolg hiervan is dat men nu een geheel ander stelsel voor de graden gaat toepassen. Maakten de Fransche bouwmeesters, die de elasticiteit in de schel­pen aannamen, de graden uitzooveel mogelijk kleine stukken, met veel voegen dus, om den graad daardoor des te beter de elasticiteit van de schelpen te kunnen doen volgen, zoo volgde uit het Engelsche stelsel juist het tegenovergestelde; hier moesten de graden (veeltijds met twee stralen getrok­ken), tusschen schelpen die uit groote platen zijn saamgesteld, wel uit zoo groot mogelijke stukken steen worden gemaakt; in de gecompliceerde stergewelven ziet men de tusschengraden van knoop tot knoop dan ook gewoonlijk uit een stuk.
Hoezeer het tegendeel waar moge schijnen, zijn de inge­wikkelde Engelsche stergewelven te beschouwen als een gevolg van de zucht naar vereenvoudiging.

Om dit aan te toonen dienen we terug te gaan tot de vroegst Gothische gewelven (Fransche). Zie bij Fig. II A. Een vierkant kruisgewelf met halfcirkelvormige diagonaalribben en tusschen gordelboog. De verschillende bogen, die elk driehoekig gewelfveld begrenzen worden in een gelijk aantal deelen verdeeld zoodat in horizontale projectie de

  1. v. le d. Dictionnaire Art. Architecture.
  2. v. le. d. Dictionnaire Art Profil.
  3. Zie het Prachtwerk het Rijks Museum.
  4. Revue de l’Art Chrétien 1892.
  5. eijck van zuylichem’s les Eglises Romanes du Royaume des pays bas.
  6. De Kunst voor Ieder door vosmaer.
  7. Afbeeldingen van Oude Gebouwen, uitgegeven door de Maatsch. tot bev. d. Bouwkunst.
  8. v. le duc. Diction. Art Voûte.
  9. Zie o. a. Kloostergang gloucester.