Pagina:Architectura vol 005 no 029.djvu/3

Deze pagina is proefgelezen
17 Juli 1897.
137
ARCHITECTURA.



Deze afbraak is dan ook in veler oogen ergerlijk geweest, niet zoozeer om de schoonheid van het bouwwerkje, maar zooals men in de geschiedboeken vermeld vindt „meer nog als laatste aandenken van de alleroudste brug over de maas in deze streek.”
Heden kan men alleen nog wijzen op de overblijfselen, der fundeering, maar men kan niet zeggen: maastricht bezit nog, behalve de vele andere oude gebouwen een nietig bouwerkje, niet schoon en streelend voor het oog, maar oud en beroemd; omreden dit poortje een gedeelte uitgemaakt heeft van de brug, toen tertijdc over de maas, en waaraan zoovele historische herinneringen verbonden zijn.
Want, zoo zegt de Heer de ras, in zijn: „Het voormalige Waterpoortje te maastricht,” de namen „Trectis, Trega, Trajectum ad mosam en Trajectum Superius, toch, waarmee wij onze stad door Latijnsche geschiedschrijvers vinden aangeduid, in verband met de Nederlandsche benamingen „Tricht en Maastricht” wijzen er met besliste duidelijkheid op, dat de stad gelegen was ter plaatse, waar zich het gewone overgangspunt (trajectum, trecht) over de maas bevond.
Het is daar ter plaatse dan ook gebleken en eveneens aan de overzijde der maas aan O. L. V. Kerk, juist tegenover genoemd poortje, dat bij de uitvoering van werken in de nabijheid van beide plaatsen, Romeinsche overblijfselen zijn gevonden, alsmede overblijfselen van den Romeinschen weg, geloopen hebbende van tongeren langs maastricht naar keulen en waarvan dit waterpoortje een gedeelte kunstwerk is geweest.
Wat den oorsprong dezer 1e Maasbrug betreft, door geschiedschrijvers wordt hij gesteld in de eerste eeuw onzer jaartelling.
Het poortje heeft eene breedte gehad van ± 5 meter en een hoogte eveneens van 5 meter tot onderkant boog. De rechtstanden links en rechts waren respectievelijk breed 0.75 M. en 1.25 M. Van uit deze punten heeft men muren volgens een kwart cirkel naar buiten met straal ± 1.70 M., aansluitende aan de bestaande wallen, waarvan de aanzet nog zichtbaar is. Ongeveer 1 M. boven den boog heeft men een voorsprong, rustende op kraagsteenen. Deze voorsprong eindigde op een hoogte van ± 8 M. in kanteelen, hoog 0.75 M., openingen 0.60 M., kanteelen 1.00 M. breed. De breedte van den boog ongeveer 1.75 M.
Het is gebouwd geweest uit ijzersteen, aan de voor- en achterzijde bestaande uit ruw behakte steenstukken van verschillende afmetingen en in lagen van verschillende hoogten, in mortel; de ruimte tusschen deze lagen met steenstukken opgevuld en dit met de voorste en achterste lagen door gieten tot een massa vereenigd.

Langzamerhand is men hier de afbraak van dit poortje beginnen te betreuren en heeft men doen blijken dat het volstrekt niet noodig geweest ware het geheel af te breken.
Er zijn dan ook vele stappen gedaan om dit bouwwerkje wederom te doen verrijzen.
En waarlijk, dit jaar is men gaan besluiten om een begin met den bouw te maken. Men is thans druk bezig het poortje op zijn oude fundamenten te metselen, van nog daar aanwezige steenen van de afbraak en van steenen, afkomstig van den gedeeltelijk afgebroken O.Z.O. wal, doch van dezelfde soort.
Het formeel staat reeds tusschen de rechtstanden en binnen een paar maanden zal de bouw wel in gereedheid zijn en dan is maastricht wederom in bezit van het oude ! ! waterpoortje.
We kunnen dan wederom op een monument van historische waarde wijzen, alhoewel het dan in geen geval die waarde meer heeft, en ook in geen geval meer die waarde zal krijgen, zooals ± 7 jaar herwaarts.

maastricht, 22 juni 1897. w. sprenger.


UIT DE LE­VENS­GE­SCHIE­DE­NIS VAN BOED­DHA. vervolg en slot
van bladz.
132.

Tachtig jaren heeft de boeddha reeds bereikt, en ofschoon zijn krachten hem begeven, blijft hij toch aan zijne roeping getrouw en vervult de verplichtingen waartoe hij zich eenmaal verbonden had, met onbezweken ijver, tot eene gevaarlijke krankheid hem overviel, en hij overtuigd was dat zijn einde naderde. Zoodra zijn toestand het gedoogt, begeeft hij zich op weg en komt tot op een half uur afstands ten noordwesten van koesjinagara, een stad van het in dien tijd tot kosjala behoorende land der mallas, waar hij in een bosch zich onder eene Sjala-boom (shorea robusta) nederlegt en den laatsten adem uitblaast, of zooals de overleveringen het uitdrukken, als volmaakt boeddha in de nirvana overgaat, sjakyamoeni stierf, volgens de Singaleesche bescheiden, in het achtste regeeringsjaar van adjatasjatroe, den koning van magadha, in het voorjaar van 543 vóór onze jaartelling.
Bij deze laatste opgave van barth saint hilaire’sdu Bouddhisme” zijn de eenigszins onduidelijke bijzonderheden gevolgd die in hioeën-thsang’s reisverhaal vermeld worden.
Volgens de bronnen door turnour uit de Singaleesche schriften bekend gemaakt, bekomen wij een eenigszins gewijzigd verhaal van sjakyamoeni’s laatste levensweken. Te koesjinagara, geheel en al uitgeput aangekomen, zou hij zich een nachtleger hebben doen bereiden om daar zijn einde af te wachten, maar gevoelde zich toch nog krachtig genoeg om de menigte vereerders, die op het gerucht van zijn komst in de stad tot hem stroomden, te woord te staan.
Acht dagen later hadden de lijkplechtigheden plaats met koninklijke pracht, onder leiding van zijn meest vermaarde leerlingen die, zoodra de mare bekend werd, in allerijl waren overgekomen. Nadat het lijk verbrand was, werden de overblijfselen verzameld en in een gouden urn weggesloten. Van verschillende zijden werd nu aanspraak gemaakt op het bezit van dien kostbaren schat, dien de inwoners van koesjinagara uitsluitend voor zich meenden te moeten bewaren. En zeker zou, onmiddellijk na het heengaan van den man, wiens geheele leven een prediking van eendracht, liefde en vrede geweest was, een bloedige strijd om het bezit van zijn asch ontstaan zijn, zoo de verschillende partijen niet door de bemoeiingen van een Brahmaan tot een vergelijk waren gekomen, waarbij de overblijfselen in acht deelen verdeeld en aan even zoovele steden, waaronder ook een aan de geboortestad kapilavastoe, ter bewaring werden toevertrouwd.

ARCHITECTURA SCHETS-
PRIJSVRAGEN 1897.

V . eindiging van een gevel bij een plat dak. f 12.50 prijs.
Tijd van inlevering voor of op donderdag 26 augustus 1897.

VI. stempel voor het genootschap architectura et amicitia. f 10 prijs.
Tijd van inlevering voor of op donderdag 26 augustus 1897.

VII. boekenkasten voor de bibliotheek van a. et a. f 15 prijs.
Tijd van inlevering voor of op donderdag 14 october 1897.

VIII. hekpijler van gehouwen steen. f 10 prijs.
Tijd van inlevering voor of op donderdag 14 october 1897.

IX. kamerdeur van eikenhout. f 12.50 prijs.
Tijd van inlevering voor of op donderdag 9 december 1897.

X. aansluiting met den muur van een zwaren moerbalk. f 10 prijs.