Pagina:Architectura vol 005 no 030.djvu/1

Deze pagina is proefgelezen

VIJFDE JAARGANG No. 30.ZATERDAG 24 JULI 1897.

ARCHITECTURA / ORGAAN V.H. GENOOTSCHAP ARCHITECTURA ET AMICITIA
ARCHITECTURA / ORGAAN V.H. GENOOTSCHAP ARCHITECTURA ET AMICITIA

UITGEVERS: J. VAN DER ENDT & ZOON MAASSLUIS.

Redactie: jos. th. j. cijpers, j. l. m. lauweriks, johs. b. lambeek jr., l. f. edema van der tuuk en k. de bazel.
bijdragen voor het blad te zenden aan den heer k. de bazel, nicolaas beetsstraat 118, amsterdam en alles, wat de administratie van het genootschap betreft, aan den 1sten secretaris, american-hotel, te amsterdam.
voorwaarden van het lidmaatschap: het orgaan met technisch gedeelte wordt wekelijks franco toegezonden aan alle leden van het genootschap. de jaarlijksche contributie voor het lidmaatschap bedraagt:
voor gewone leden . . . . . . . . . . . . . ƒ 12.—
  „   kunstlievende leden . . . . . . . . . „ 10.—
  „   buitenleden en aspirant leden . . . . . „ 7.50



JAARLIJKSCHE TENTOONSTELLING VAN DE KUNSTNIJVERHEIDS-TEEKENSCHOOL QUELLINUS TE AMSTERDAM. afd. bouwkunst.

De algemeene inrichting dezer school stelt de leerlingen niet in de gelegenheid zich in voldoende mate voor dit vak te bekwamen. Het is dan ook juist gezien, om het doel in dezen driejarigen cursus wat lager te stellen en de leerlingen zooveel als met enkel teekenen te leeren is, eenig inzicht te doen verkrijgen van de verschillende samenstellingen die bij het bouwvak voorkomen, zoodat ze na dien leertijd eenige gegevens bezitten, die tot grondslag kunnen dienen om zich met ernst op de veelzijdige studie toe te leggen, en zich zoodoende practisch bruikbaar te maken. De ondervinding leert echter dat veel leerlingen dit verzuimen en meenen, doordat zij in de hoogste klasse der school reeds een geheel gebouw hebben geteekend, op voldoende kennis te kunnen bogen. Dit gebrek aan ernst wordt veelal veroorzaakt door de afwezigheid van het begrip der praktische uitvoering, hetgeen ze juist in die jaren door het leeren van een vak het best zouden kunnen verkrijgen. Het goed en grondig kennen van een enkel ding, kan hier evenals altijd worden beschouwd, als de vaste grond ter vergelijking voor al het andere.
Hoe bekwaam een leeraar ook is, zijne kennis zal de leemte niet kunnen aanvullen, die het gemis aan praktische ervaring doet ontstaan; door hulpmiddelen kan hrt voorstellingsvermogen zeer veel worden opgewekt, het resultaat zal echter niet wezen die zekerheid van handelen, welke voortkomt uit grondige kennis, die vastheid van doen, welke een bouwkundig teekenaar of opzichter in de eerste plaats noodig heeft, waar hij tot het doen uitvoeren van zijn concepties, in aanraking komt met de werklieden.

Een algemeene beschouwing van het tentoongestelde werk der leerlingen in deze klasse doet zien dat er vergeleken bij vorige jaren, meer logisch verband en meer vastheid van methode in het onderwijs is gekomen, wat zeker groote vooruitgang te noemen is.
Voor de leerlingen van het eerste jaar, — tevens toegepast ter verkrijging van de noodige vaardigheid, — het projectieteekenen, hout- en steenverbindingen, waarvan de eenvoudige voorstellingswijze zonder te veel van de gebruikelijke overbodigheden, goed ten nutte zal komen van het begrip, dat later met zoo weinig mogelijk middelen het beoogde doel moet worden bereikt.
Aan het einde van elk leerjaar wordt onder de leerlingen een prijskamp gehouden — eene verouderde regeling waarin eenig nut gelegen kan zijn — die echter meestal op het grootste gedeelte der leerlingen eene tegenovergestelde uitwerking heeft; door zulk een prijskamp wordt voor de leerlingen het zwaartepunt gelegd op het dan bereikte resultaat, waardoor zij die er toe in staat zijn hun kunnen in dien tijd tot de grootste hoogte opvoeren. Het ligt meestal in den regel dat dezelfde leerlingen, die in het eerste jaar uitblonken, dat ook zullen doen in het tweede en derde jaar, waardoor bij de overige leerlingen een zekere onverschilligheid ontstaat. Daar nu een school in het algemeen, niet ten doel heeft het kweeken van een paar uitstekende, maar wel het leveren van een aantal bruikbare en voldoend ontwikkelde krachten, is het duidelijk dat eene regeling, waarbij de aandacht bepaald wordt bij elk werkstuk en de voldoening daarin