Pagina:Architectura vol 005 no 035.djvu/4

Deze pagina is proefgelezen
162
28 Augustus 1897.
ARCHITECTURA.

noodig met de pen, een getrouw en wakker strijder voor de zaak en de beginselen, die ook de onze zijn.
Ook kunnen wij niet vergeten, dat hij behoort tot die artisten, te zeldzaam naar onzen zin, die zich op eene historische en archeologische studie der monumenten toeleggen, alvorens zij er toe overgaan ze te herstellen om hun duur te verzekeren. De heer cuypers is een werker, die wij tot onze eer onder onze medewerkers rekenen.”

De Europeesche uitgave van „Architecture” no. 19 bevat 1o. een uitgebreid en goed bewerkt artikel over „architectonische stijlen in frankrijk gedurende de Renaissance door arthur vye-parmintes en charles sounier.” Het is een vervolgstuk en handelt over lodewijk xiv stijl 1643-1715.

2o. over grim’s dyke, Buitenverblijf van mr. w. s. gilbert, gebouwd daar b. norman shaw r. a. architect.

3o. Sir christopher wien en de stadskerken door arthur stratton, a.r.i.b.a.

4o. In een uithoek van suffolk door een liefhebber.

In de bovenvermelde inhoudsopgave der „Revue de l’art chrétien” laten wij een vertaald uittreksel volgen van het beeld der drieëenheid te olonne (vendée).

„De christelijke kunstenaars van de XIIe tot de XVIe eeuw hebben in beeldhouw- of schilderwerken in emails en op manuscripten met miniaturen dikwijls de Drieëenheid afgebeeld. Dikwijls zijn deze groepen op dezelfde wijze gerangschikt: god de vader houdt het kruis waaraan Zijn zoon gehecht is, terwijl de h. geest in den vorm eener duif van den een naar den ander gaat om te toonen, zooals de tekst zegt, dat bij voortkomt van den vader en den zoon.
Deze wijze van plaatsen is volstrekt noodzakelijk, en vele artisten hebben, door er zich niet letterlijk aan te houden, zonder het te weten een ware ketterij begaan.
Eene schildering op hout in de abdij van st. riquier (XVe) toont o.a. den vader gekroond zittende, het kruis houdende voor Zijn zoon. Tusschen hen is de h. geest voorgesteld, doch de duif die hem symboliseert is, in plaats van zijn voortkomst (procession) aan te duiden, met ingetrokken pooten en vleugels, gespijkerd op het bovenste gedeelte van het kruis.”[1]

Met hetzelfde goede recht haalt de schrijver meerdere voorbeelden aan, waaruit blijkt dat door de onkunde der artisten of omdat zij zich niet streng aan de voorschriften hielden dikwijls bespottelijke dingen gemaakt werden.
Hierbij is het wel merkwaardig om te herhalen wat plato zegt van de Egyptische kunst, nl. dat de artisten streng gebonden waren aan voorschriften die sinds 10.000 jaren bestonden, dat het hun niet geoorloofd was daaraan iets te veranderen en dat de ritueele voorstellingen onveranderlijk met dezelfde attributen moesten worden voorgesteld. Vele Egyptologen schrijven dan ook de stereotype stijfheid (?) der Egyptische kunstvoortbrengselen toe aan deze beperkende voorschriften. Meestal wordt hierbij echter vergeten dat deze voorschriften zeer uitvoerig worden teruggevonden bij de de INDIËRS en er is niet aan te twijfelen dat zij hun ontstaan danken aan de behoefte, om vaste onveranderlijke waarheden in een correct beeld voor te stellen ter leering van hen die, niet voldoende met den ritus op de hoogte zijnde, lichtelijk in fantastische interpretaties zouden vervallen.

De schrijver vervolgt: „De stoutheid kende geen grenzen, het meerdere gewicht van het onderwerp, waarop de verbeelding zich oefende, kon slechts uitloopen op meer ernstige gevolgen.”

Ook hier bleek het dikwijls noodig om de oude iconographische traditiën te handhaven met het strikte verbod om er van af te wijken.

MEDEDEELINGEN BETREFFENDE HET GENOOTSCHAP.

1o. De 1056e gewone vergadering zal gehouden worden op woensdag 1 september in het genootschapslokaal, American-Hotel leidsche plein, alhier.

2o. Op de VIe schetsprijsvraag „stempel voor het genootschap,” waarvan het programma voorkomt in architectura van 17 juli ll. zijn de volgende antwoorden ingekomen.

1o. motto voor lak of inkt.” 1 teekening.
2o. cor.”

Idem op de Ve schetsprijsvraag „eindiging van een gevel met een plat dak.”

1o. motto ’k wist niet beter.”
2o. m. m. c. c.
3o. einde.”
4o. a.”

Al deze antwoorden blijven eenigen tijd in het genootschapslokaal geëxposeerd.

AGENDA.

a. Installatie van den heer h. p. berlage nzn., architect, op de 1055e vergadering als gewoon lid aangenomen.

b. Ballotage van de heeren m. couturier jr., bouwkundige en j. j. l. bourdrez, civ. en bouwk. ingenieur, beiden woonachtig te amsterdam en beiden voorloopig als gewoon lid aangenomen, de eerste op voorstel der heeren k. p. c. de bazel en j. l. m. lauweriks, de tweede op voorstel van joh. b. lambeek jr. en j. l. m. lauweriks.

c. Voordracht van den heer j. e. van der pek, architect te amsterdam getiteld „over bouwkunst.”

d. Bespreking aangaande het voorstel van den heer van de wall bake.

e. Behandeling van het verzoek der heeren de bazel en lauweriks om éénmaal ’s weeks (dinsdagacond) te mogen beschikken over het genootschapslokaal, tegen vergoeding, met het doel om teekenles te geven aan een groep leerlingen.

BERICHTEN.

In het Bouwkundig Weekblad komt van de hand van mr. j. limburg te ’s gravenhage een praeadvies voor betreffende de vragen:

„In hoeverre is de architect bevoegd om in voorkomende gevallen belatalingscertificaten af te geven, ook al beslaat er verschil met den principaal over het bedrag daarvan, met het oog op de verrekeningen?”

„Zijn de verrekeningsstaten van meer of minder werk door den architect opgemaakt bindend voor den principaal, of kan laatstgenoemde de betaling van meer of minder werk weigeren, zoodat de aannemer langs civiel-rechterlijken weg zijn recht moet verkrijgen?”

De heer van limburg komt op grond van art. 1646 B. W. tot de conclusie, dat dc verrekeningsstaten voor den principaal niet bindend zijn wanneer hem betreffende meerder of minder werk geen schriftelijk overeenkomst is aangegaan; en dat dientengevolge een opdracht van den architect niet geldig is wanneer deze daartoe door een principaal niet schriftelijk gemachtigd is.

Het weekblad de Aannemer zegt, dat de questie van meer of minder werk niet altijd zoo eenvoudig is als het praeadvies van mr. j. limburg wel wil en dat de Mij. tot bev. der Bouwkunst een zeer nuttig werk zou verrichten, indien zij nauwkeurige en juiste bepalingen ontwierp, waarin de rechten en plichten van den aanbesteder, den architect en den aannemer ter zake meer en minder werk duidelijk zijn omschreven en die als vorm zouden kunnen dienen voor de architecten bij het maken van hunne bestekken.
De questie is minder eenvoudig omdat in vele bestekken, op de A. V. van Waterstaat gegrond zijnde, daarin naast de bepaling in par. 468 omtrent schriftelijke goedkeuring gezegd wordt dat wanneer de aannemer daartoe van de Directie den last ontvangt, hij hangende de goedkeuring van de voormelde stukken, met de daarin omschreven werken onverwijld moet aanvangen; en de aannemer moet zich volgens de A. V. wijzigingen tot een bedrag van ⅒ der aannemingssom laten welgevallen, zoodat hij bij niet goedkeuring, voor een aanzienlijk bedrag kan schade lijden.

dienstaanbiedingen en vacante betrekkingen.

Opzichter, leeft. 23 jaren, verlangd salaris f 60 à 70 p. maand
20 40 à 50
  1. didron, Iconographie Chrétienne, p. 96, gr.