Pagina:Architectura vol 005 no 038.djvu/1

Deze pagina is proefgelezen

VIJFDE JAARGANG No. 38.ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1897.

ARCHITECTURA / ORGAAN V.H. GENOOTSCHAP ARCHITECTURA ET AMICITIA
ARCHITECTURA / ORGAAN V.H. GENOOTSCHAP ARCHITECTURA ET AMICITIA

UITGEVERS: J. VAN DER ENDT & ZOON MAASSLUIS.

Redactie: jos. th. j. cijpers, j. l. m. lau­we­riks, johs. b. lam­beek jr., l. f. ede­ma van der tuuk en k. de ba­zel.
bij­dra­gen voor het blad te zen­den aan den heer k. de ba­zel, ni­co­laas beets­straat 118, am­ster­dam en al­les, wat de ad­mi­ni­stra­tie van het ge­noot­schap be­treft, aan den 1sten se­cre­ta­ris, ameri­can-ho­tel, te am­ster­dam.
voor­waar­den van het lid­maat­schap: het or­gaan met tech­nisch ge­deel­te wordt we­ke­lijks fran­co toe­ge­zon­den aan alle le­den van het ge­noot­schap. de jaar­lijk­sche con­tri­bu­tie voor het lid­maat­schap be­draagt:
voor gewone leden ƒ 12.—
kunst­lie­ven­de le­den 10.—
bui­ten­le­den en aspi­rant le­den 7.50



MEDEDEELINGEN BETREFFENDE HET GENOOTSCHAP.

1. Als gewoon lid is voorgesteld de heer c. d. zurmuhlen te amsterdam; voorgesteld door de Heeren w. van boven en ...
Als buitenlid is toegetreden de Heer van elmt, architect te groningen.

2. De 5e en 6e aflevering 7e jaargang v. h. plaatwerk De Architect is aan de inteekenaren gezonden.


VER­SLAG DER 1057STE GEWONE VER­GA­DE­RING, GE­HOU­DEN IN HET GE­NOOT­SCHAPS­LO­KAAL AME­RI­CAN-HO­TEL, LEID­SCHE­PLEIN AL­HIER. op woensdag 15
sept. 1897.

Tegenwoordig 5 bestuursleden, 24 gewone leden en 1 introducé.
De heer jos. cuypers afwezig.
De vice-voorzitter, de heer van boven, opent de vergadering en verzoekt den 2den secretaris de notulen der vorige vergadering te lezen, welke daarna onveranderd worden goedgekeurd.
De vice-voorzitter installeert onder aanbeveling van de belangen van bet Genootschap, de heeren j. j. l. bourdrez en m. couturier jr. en deelde mede, dat van den heer andré jolles, bericht was ontvangen dat ZEd. verhinderd was, hedenavond de aangekondigde lezing te houden.
De heer lauweriks verklaarde zich bereid ter vervanging der voordracht van den heer jolles, eene causerie te houden.
Spreker verontschuldigt zich, daar bij geheel onvoorbereid daartoe overgaat en verzoekt de leden, dit wel in aanmerking te willen nemen, zoo hetgeen hij zeggen zal, hen niet geheel mocht bevredigen. ZEd. sprak over maat en verhouding in verband met zijn daarop vroeger betrekking gehad hebbende voordrachten.
Om voorwerpen te kunnen meten, wat betreft hunne hoogte en breedte, of hun verhouding tot andere voorwerpen te bepalen is een maatstaf noodig; tegenwoordig geschiedt dat meestal willekeurig en met behulp van de nieuw ingevoerde maat de meter, doch de beste maat was volgens spreker het menschelijk lichaam.
De Indiërs geven in hun oude boekwerken een naïeve verklaring van de beteekenis aan maat verbonden. Zij zeiden: bij het invallen van het zonlicht in het vertrek merkt men in de zonnestralen een oneindig aantal stofdeeltjes, welke wel de kleinste voorwerpen zijn, welke men met het oog kan aanschouwen, 8 van dezen vormen de grootte van een haareinde, 8 van dezen een neet, 8 van dezen een luis, 8 van dezen een gerstkorrel en 8 gerstkorrels de breedte van een vinger gelijk een inche en zoo vervolgens.
De inch was genomen als een bepaald deel van de omwentelingsas van de aarde, evenals de meter dit was van den omtrek der aarde. De hand is 4 inch breed, de kop 10 inch en het geheele lichaam 70 inch.
Ontwerpt men een patroon voor een vloerkleed, dan doet men het best, dit volgens de voet- en inchmaat te doen, daar dan de verhouding altijd evenredig zal blijven met ons lichaam. Voor een behangselpatroon zal men goed doen te zorgen dat dit nimmer grooter is dan ons hoofd. Voor een tafel of meubel doet men altijd het best, de verhouding te nemen in verband met de kamer waarin deze geplaatst moeten worden; tegenwoordig wordt dit te veel over het hoofd gezien. Door schetsen op het bord werd een en ander toegelicht.
De Egyptenaren zouden een diagram voor het maken van hunne bouwwerken hebben toegepast.
viollet-le-duc heeft in zijn werken trachten te bewijzen, dat een driehoek als diagram voor het maken van de monumentale werken der ouden zou gediend hebben, doelt hoeveel door hem hierover is gezegd, het oorzakelijke verband en het eigenlijke nut is door hem nooit volkomen begrepen, dit blijkt voldoende uit eene vergelijking van deu monumentalen voorgevel der notre dame te parijs en den door hem ontworpen dakruiter die hoe schoon ook op zich zelf en van groote architectonische waarde vergeleken bij het werk