Pagina:Architectura vol 005 no 041.djvu/4

Deze pagina is proefgelezen
186
9 October 1897.
ARCHITECTURA.


hebben, „wat” we zoo lang hebben vergeten (te) doen.”
Ik schrijf: ook ik schrijf het boven dat ik zeggen ga, omdat het zoowel zegt dat we noodig hebben, en dat we zoolang hebben vergeten doen.” Ik doe dit omdat dit wijst — aanduidt.
Ik weet wel, dat meestal wordt geschreven, zooals gij het doet; maar niet is de vraag hoe het wordt gedaan, maar — hoe het zijn moet.
Ik weet, dat wordt gezegd „wie” en „wat” staan ook in de plaats voor „diegenen, die” en „datgene, dat”; dus een vraag, in de plaats van een dubbele bevestiging.
Is dit goed?
Gij wilt ook dat ik zou schrijven: ons werk is een der middelen „waardoor” we ons uiten. Ja, zoo wordt het meest gezegd.
Maar ik heb geleerd, dat „waar” betrekking heeft op plaats en wel het is een vraag naar plaats.
Ik schrijf voorstaanden zin: ons werk is een der middelen door die we ons uiten, omdat ik duid op „middelen” — dingen.
Nu dat betreft „te” voor de onbepaalde wijs.
Is dit geen verslapping? Ook, wordt het altijd gebruikt?
Voorbeeld.
Ik tracht (te) werken.
Ik wil (?) werken.

Moog dit genoeg zijn voor heden.
Gij zult opmerken, dat ik soms zelf misdoe, tegen dat ik houd voor goed. Dit komt doordat ik zelf nog zoo weinig weet, en ook doordat ik me altijd afvraag — wordt het soms voor velen niet juist onduidlijk door de verandering —
(Dit is niet zoo belachlijk als het schijnt.)
Dan schrijf ik soms andren vorm, dan ik denk dat juist is; omdat mij beter schijnt: mijn doel in slordig kleed, dan in een kleed, dat het te onzichtbaar maakt voor velen.
Dit neemt niet weg: omdat ik mij inspan — durf ik het ook van andren vergen.
Misschien heb ik ongelijk, in dat ik veranderde; misschien heb ik niet genoeg nog doorgedacht. Dat we erkenuen dat het is: trachten juist zijn; Moog het ons aansporen tot handelen met bewustzijn.
Dit was het eerste, van dat ik sprak in mijn brief.
Al zou de vorm van mijn schrift dan onzin blijken — het zal hebben bijgedragen tot het Doel.
Dat we streven — zuiver.

„Als de zon rijst, dan stijgt zij al hooger — al hooger; om het even of nachtuilen zich aan haar licht ergeren, of leeuwrikken zich in haar licht verheugen.”

Dat we als leeuwrikken zijn!

Geen dichter houdt met zijn zang den gaanden Zomer tegen.
Maar hij kan de waarde zingen van den Herfst — van den Winter — van de Lente — van den Zomer —
Van uit dat was — dat is,
Van uit dat is — dat wordt.

brussel, sept. oct.
w.
 

PRIJSVRAAG.

De Uitgevers van Hollandia, een Weekblad voor nederlanders in den vreemde, onder leiding van jack. t. grein wenschen voor dit blad, waarvan het eerste nummer begin november zal verschijnen, een fraai hoofd met de pen geteekend door een nederlandschen kunstenaar.
Te dien einde hebben zij een prijsvraag uitgeschreven en loven een prijs uit van f 50.— voor de bekroonde teekening. De teekeningen zullen worden beoordeeld door de redactie van Hollandia geadviseerd door den heer l. alma tadema, te londen.
Voor juisten tekst, afmetingen, datum en plaats van inlevering gelieve men zich te wenden tot de Boek-, Kunst­- en Handelsdrukkerij Gebroeders binger.

amsterdam, 4 october 1897.

ARBEIDSREGELING IN DUITSCHLAND.

Na veel strijd heeft de Duitsche Rijksdag het Pruisische ontwerp van wet op de organisatie van den arbeid met eenige wijzigingen aangenomen. Krachtens deze wet zullen thans in geheel duitschland de beoefenaars van hetzelfde ambacht, zich tot zoogenaamde Zwangsinnungen (gilden) kunnen vereenigen, aan de plaat­selijke autoriteiten wordt overgelaten, voor elken kring het minimum te bepalen van het aantal patroons die een gilde kunnen vormen. Als dan het verzoek tot de administratie gericht wordt, spreekt deze de verplichting uit tot het instel­len van de Innung. Door de administratie kan intusschen daarvan nog worden afgeweken indien zij van oordeel is, dat door andere instellingen voldoende voor de bevordering van de gemeenschappelijke belangen van het handwerk ge­zorgd wordt. De handwerkskamers zullen voortaan gekozen worden door de handwerkslieden, die in Zwangsinnungen, vrije gilden, Gewerbe-vereine of andere dergelijke vereenigingen verbonden zijn. Bedoelde Kamers zullen meer speci­aal belast zijn met het geven van voorschriften ter uitvoering van de wettelijke bepalingen op het handwerk, het bevorde­ren van instellingen waarvoor de locale krachten te kort schieten en met het indienen van jaarverslagen.
De bepalingen omtrent proeven van bekwaamheid, zijn aldus gewijzigd, dat de commissiën voor de gezellenproef bij de Zwangsinnungen steeds zullen bestaan, bij de vrije gilden slechts als de handwerkskamer daartoe machtiging geeft. Voorts zullen van Staatswege de vakscholen en der­gelijke inrichtingen commissiën voor proeven van bekwaam­heid worden ingesteld, en voorzoover die nog niet voldoende zijn, kunnen de handwerkskamers nog tot hetzelfde doel commissiën instellen.
Aanvankelijk was in de toelichting tot het ontwerp met nadruk op den voorgrond gesteld, dat de eisch van vele handwerkslieden en hun organen om de vergunning tot het uitoefenen van een ambacht of handwerk afhankelijk te ma­ken van een proef van bekwaamheid (Befähigungsnachweis) als ondoelmatig en onuitvoerbaar moest worden afgewezen, doch bij de behandeling in den Rijksdag werd, na verwer­ping van een amendement bepalende dat van 1 januari 1905 af slechts die bazen, leerlingen mogen houden, die recht hebben op den titel van meester, aangenomen (met 166 tegen 120 stemmen) het voorstel, om voor het geheele handwerk een dergelijke proef van bekwaamheid in te voeren. Het voor­stel werd aangenomen in den vorm van een resolutie waarbij de verbonden regeeringen worden uitgenoodigd daaromtrent in de volgende zittingen hunner landdagen een wetsontwerp in te dienen. Nog werd bepaald dat de thans bestaande geprivelegieerde beroepsvereenigingen in Zwangsinnungen omgezet kunnen worden; zonder dat daartoe een besluit van de meerderheid vereischt wordt. t. m. v. n.


TECH­NI­SCHE VAK­VER­EENI­GING AFD. AM­STER­DAM ver­ga­de­ring van den 6den
oct. in ho­tel de france
.

Uit de ingekomen stukken bleek o. m, dat 2 oud-leden der Afd. van de Rotterdamsche weder naar de Amst. Afd. wenschten over te gaan.
Hierna werden 2 nieuwe leden aangenomen.
De heer l. a. sanders, Vice-Voorzitter, stelde daarop een 200-tal photografieën naar uitgevoerde cement-ijzerwerken ter bezichtiging en gaf bij een en ander de noodige verklaringen.
De vragenbus leverde het volgende op:
Hoe moet een bliksemafleider gecontroleerd worden en wanneer?
De heer moolenaar reeder beantwoordde de gestelde vragen en stelde zich beschikbaar tot het houden van een verhandeling over „bliksemafleiders” in een der volgende vergaderingen.
Na rondvraag werd de vergadering gesloten.