Pagina:Auteurswet (1912).pdf/13

Deze pagina is proefgelezen

HOOFDSTUK III.
DE DUUR VAN HET AUTEURSRECHT.

Artikel 37.

Het auteursrecht vervalt door verloop van 50 jaar, te rekenen van den dag van het overlijden des makers van het werk, behoudens het bepaalde bij de volgende artikelen van dit hoofdstuk.

De duur van het gemeenschappelijk auteursrecht op eenzelfde werk, aan twee of meer personen als gezamenlijke makers daarvan toekomende, wordt berekend van den dag van het overlijden van den langstlevende hunner.

Artikel 38.

Het auteursrecht op een werk, waarop of waarin de maker niet is aangeduid, of niet op zoodanige wijze, dat zijn ware naam daardoor bekend is, vervalt door verloop van 50 jaar, te rekenen van den laatsten dag van het kalenderjaar, waarin de eerste openbaarmaking van het werk door of vanwege den rechthebbende heeft plaats gehad.

Hetzelfde geldt ten aanzien van werken, waarvan ingevolge artikel 7 of artikel 8 eene openbare instelling, eene vereeniging, stichting of vennootschap als maker wordt aangemerkt, als­ mede ten aanzien van werken, die voor de eerste maal open­ baar gemaakt zijn na het overlijden des makers.

Artikel 39.

Het uitsluitend recht om een in druk verschenen werk te vertalen vervalt door verloop van 10 jaar, te rekenen van den laatsten dag van het kalenderjaar, waarin de eerste uitgave van het werk door of vanwege den rechthebbende heeft plaats gehad, ten opzichte van die talen, waarin niet door den maker of met diens toestemming eene vertaling van het werk is uitgegeven in een der Staten, aangesloten bij de Internationale Unie voor de bescherming van letterkundige en kunstwerken.

Het uitsluitend recht om in het openbaar voordrachten te houden of voorstellingen, op- of uitvoeringen van eenig werk te geven in eene andere taal dan die van het oorspronkelijke, duurt even lang als het uitsluitend vertalingsrecht.