Tusschen de artikelen 326 en 327 wordt een nieuw artikel 326bis ingevoegd, luidende als volgt:
„Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geld boete van ten hoogste vijf duizend gulden wordt gestraft:
1°. hij die op of in een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid valschelijk eenigen naam of eenig teeken plaatst, of den echten naam of het echte teeken vervalscht, met het oogmerk om daardoor aannemelijk te maken, dat dat werk zoude zijn van de hand van dengene, wiens naam of teeken hij daarop of daarin aanbracht;
2°. hij die opzettelijk een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid, waarop of waarin valschelijk eenige naam of eenig teeken is geplaatst, of de echte naam of het echte teeken is vervalscht, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen het Rijk in Europa invoert, als ware dat werk van de hand van dengene, wiens naam of teeken daarop of daarin valschelijk is aangebracht. Het werk kan, indien het den veroordeelde toebehoort, worden verbeurd verklaard."
De artikelen 349bis, 349ter en 349quater vervallen.
HOOFDSTUK V.
VERBINDENDE KRACHT VOOR NEDERLANDSCH-INDIË.
Artikel 45.
Met uitzondering van de artikelen 31, 32, 33, 34, 43 en 44 is deze wet ook verbindend voor Nederlandsch-Indië.
In Nederlandsch-Indië zijn voorts van kracht de navolgende bepalingen:
A. Hij die opzettelijk inbreuk maakt op eens anders auteursrecht, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.
De aan den veroordeelde toebehoorende, door middel van het misdrijf verkregen verveelvoudigingen, alsmede platen, steenen, vormen, matrijzen en cliché's, die tot het plegen van het misdrijf gediend hebben, kunnen worden verbeurd verklaard.
B. Hij die een werk, waardoor hij weet dat inbreuk gemaakt