Artikel 49.
Het auteursrecht, verkregen krachtens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad n°. 124), tot regeling van het auteursrecht, zoomede het kopijrecht of eenig recht van dezen aard, onder eene vroegere wetgeving verkregen en door genoemde wet ge handhaafd, blijft na hel in werking treden van deze wet ge handhaafd.
Artikel 50.
Hij die vóór 1 September 1912, niet in strijd met de be palingen der wet van 28- Juni 1881 (Staatsblad n°. 124), tot regeling van het auteursrecht, noch met die van eenig tractaat, in het Rijk in Europa of in Nederlandsch-Indië,
hetzij eenige verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst heeft openbaar gemaakt,
hetzij in het openbaar eene voordraclu heeft gehouden, of eene op- of uitvoering, tentoonstelling of voorstelling van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van eenige verveelvoudiging daarvan, heeft gegeven, verliest door het in werking tieden van deze wet niet de bevoegdheid om de vóór dat tijdstip openbaar gemaakte verveelvoudigingen te verspreiden en te verkoopen, of om in het openbaar dezelfde voordrachten te houden, of op- of uitvoeringen, tentoonstellingen of voor stellingen te geven.
Dit artikel blijft gedurende twee jaren na het in werking treden van deze wet van kracht.
Artikel 51.
Alle akten en geschriften betreffende de geheele of gedeel telijke overdracht van auteursrecht of betreffende de vergunning tot uitoefening van eenige tot het auteursrecht behoorende bevoegdheid, die door den gerechtigde en den verkrijger of hunne wettelijke vertegenwoordigers te zamen of ieder afzon derlijk, hetzij in onderhandschen vorm, hetzij ten overstaan van een openbaren ambtenaar, zonder medewerking van derden, worden opgemaakt, zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie of worden, indien deze formaliteit wordt gewenscht, kosteloos geregistreerd. Onder derden verstaat dit artikel niet de echtgenooten van partijen, indien deze gehuwde vrouwen zijn en die echtgenooten medewerken ten einde hunnen bijstand in de akte te verleenen.