— 25 —
aan den beoefenaar, die of zijne zintuigen niet genoegzaam heeft leeren gebruiken, of dikwijls te overhaast besluiten trekt en zich den tijd niet gunt om deze op nieuw te toetsen.
De door natuurwetenschappen gevormde mensch heeft leeren zien, hooren, voelen, maar tevens ook geleerd hoezeer hij zich steeds voor zinbedrog moet wachten. Hij houdt zich niet eer van de juistheid zijner bevinding overtuigd voor dat hij eene zaak door meerdere zintuigen of op verschillende wijzen dоог hetzelfde zintuig heeft waargenomen. Hij heeft geleerd omzigtig te zijn in het uitspreken van zijn oordeel of het trekken van besluiten, vooral wanneer het onderwerpen geldt met welke hij niet geheel vertrouwd is. Hij gevoelt zijne onkunde en schaamt zich niet ze te bekennen, want juist de natuurwetenschappen geven ons de innige overtuiging dat onze kennis in de hoogste mate beperkt is. Maar even als hij zijn eigen oordeel niet dan na rijp over-