— 44—
op kennis gegronden raad zijner gemeente ook in de bevordering van hare uiterlijke welvaart behulpzaam kan zijn, zal zich door eenen dubbelen band aan haar verbonden zien; zijne evangelieprediking zal zich door dankbaarheid en vertrouwen den toegang tot het hart zien voorbereid; om hier niet over den troost uit te weiden, dien de leeraar voor zich zelven uit de beoefening der natuur in zijne stille eenzaamheid zoo overvloediglijk kan putten.
Mag den philoloog, den geschiedkundige natuurkennis ontbreken? Heeft de sterrekunde aan de geschiedenis niet menigmaal hare hulp verleend, en deels de grootste dwalingen uit den weg geruimd, deels bestaanden twijfel opgeheven? Moet de geschiedenis van den toestand der aarde in hare verschillende tijdperken de geschiedenis der volken, die haar bewoonden, niet steeds voorlichten? Heeft de scheikunde den philoloog niet dikwijls onleesbaar gewordene en daardoor anders welligt voor