— 56 —
geene lasten voor mij te zwaar, geene moeiten voor mij te groot zullen zijn.
Toen na eene langdurige ziekte de aan de Doorluchtige school sedert jaren werkzame hoogleeraar Swart aan zijne vrienden en leerlingen was ontrukt, waart Gij, aanzienlijke Verzorgers dezer school! ег ор bedacht een ingeslopen misbruik, welks schadelijke werking U niet was ontgaan, uit den weg te ruimen. Gij begreept hoe vele moeijelijkheden aan de beoefening van iedere natuurwetenschap in het bijzondere verbonden zijn, welke inspanningen van den menschelijken geest vereischt worden, wil hij met de steeds met reuzenschreden vooruitgaande natuurwetenschappen gelijken tred houden; dat de beoefening van eene dezer wetenschappen in haren geheelen omvang voor eenen geest niet meer mogelijk is, en Swart was met drie en wel drie der zwaarsten belast. Gij verdeeldet die taak onder twee hoogleeraren, op dat ieder aan de hem toever-