Pagina:Beschryving van Oud-Groenland.djvu/145

Deze pagina is niet proefgelezen

van de zoo genaamde STRAAT DA VIS. 99

tenten hebben zy hunne bedsteden en lampen / om hun- ne sppze klaar te maken/ als mede cen gozdpn van za- men gehechte darmen van zee-honden/om'er het daglicht in plaats van vensters/ dooz t'ontfangen. Elke vader des huisgezins is 300 cen tent rijk/ zoo als ook een grote vzouwe-boot/ om humme tenten en andere goederen ban de eene plaats na de andere te vervoeren/ als ze het nodig achten.

NEGENDE HOOFDSTUK.

Van hunne Geftalte, Aard en Inborft.


Geftal- te der Inboor lingen.

De Inboorlingen, 300 mannen als vrouwen / zijn fraai van gestalte/ eerder kozt dan lang/ robust en sterk/ doozgaans dik en vet/bzeed van aangezicht/ hebbende dikke lippen/ een platte neus/ hair en oogen zwart/ en zijn donker geel van couleur. Den vind 'er zelden/ die ziek of zuchtig zijn en zeer weinig qua- fen die andere Landschappen en Patiën eigen zijn/ zijn onder hen bekent/ dan alleenlijk ongemakken aan de oogen / die veroozzaalit wozden dooz de scherpe en bpten- de winden in het voozjaar en dooz de sneeuw/ die zeer quaad is vooz de oogen. Th