Pagina:Bijbel, 1888 Statenvertaling, Jongbloed Editie.pdf/1684

Deze pagina is proefgelezen

1681

Romeinen

2:21—3:11

den, hebbende de gedaante der kennis en der waarheid in de wet.

21. Die dan een anderen leert, leert gij uzelven niet? Die predikt, dat men niet stelen zal, steelt gij?

22. Die zegt, dat men geen overspel doen zal, doet gij overspel? Die van de afgoden een gruwel hebt, berooft gij het heilige?

23. Die op de wet roemt, onteert gij God door de overtreding der wet?

24. Want de Naam van God wordt om uwentwil gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven is.

25. Want de besnijdenis is wel nut, indien gij de wet doet; maar indien gij een overtreder der wet zijt, zo is uw besnijdenis voorhuid geworden.

26. Indien dan de voorhuid de rechten der wet bewaart, zal niet zijn voorhuid tot een besnijdenis gerekend worden?

27. En zal de voorhuid, die uit de natuur is, als zij de wet volbrengt, u niet oordelen, die door de letter en besnijdenis een overtreder der wet zijt?

28. Want die is niet een Jood, die het in het openbaar is; noch die is de besnijdenis, die het in het openbaar in het vlees is;

29. Maar die is een Jood, die het in het verborgen is, en de besnijdenis des harten, in den geest, niet in de letter, is de besnijdenis; wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God.

3 1. Welk is dan het voordeel van den Jood? Of welk is de nuttigheid der besnijdenis?

2. Vele in alle manier; want dit is wel het eerste, dat hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd.

3. Want wat is het, al zijn sommigen ongelovig geweest? Zal hun ongelovigheid het geloof van God te niet doen?

4. Dat zij verre. Doch God zij waarachtig, maar alle mens leugenachtig; gelijk als geschreven is: Opdat Gij gerechtvaardigd wordt in Uw woorden, en overwint, wanneer Gij oordeelt.

5. Indien nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig, als Hij toorn over ons brengt? (Ik spreek naar den mens.)

6. Dat zij verre, anderszins hoe zal God de wereld oordelen?

7. Want indien de waarheid Gods door mijn leugen overvloediger is geworden, tot Zijn heerlijkheid, wat word ik ook nog als een zondaar geoordeeld?

8. En zeggen wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome? Welker verdoemenis rechtvaardig is.

9. Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd beiden Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn;

10. Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een;

11. Er is niemand, die verstandig