Pagina:Bijbel, 1888 Statenvertaling, Jongbloed Editie.pdf/1769

Deze pagina is proefgelezen

3:21—4:16

Kolossensen

1766

den Heere welbehagelijk.

22 Gij vaders, tergt uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden.

22 Gij dienstknechten, zijt in alles gehoorzaam uw heren naar het vlees, niet met ogendiensten als mensenbehagers, maar met eenvoudigheid des harten, vrezende God.

23 En al wat gij doet, doet dat van harte als den Heere en niet den mensen;

24 Wetende, dat gij van den Heere zult ontvangen de vergelding der erfenis; want gij dient den Heere Christus.

25 Maar die onrecht doet, die zal het onrecht dragen, dat hij gedaan heeft; en er is geen aanneming des persoons.

4 1 Gij heren, doet uw dienstknechten recht en gelijk, wetende, dat ook gij een Heere hebt in de hemelen.

2 Houdt sterk aan in het gebed, en waakt in hetzelve met dankzegging; Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben; 4 Opdat ik dezelve moge openbaren, gelijk ik moet spreken.

5 Wandelt met wijsheid bij degenen, die buiten zijn, den bekwamen tijd uitkopende.

6 Uw woord zij te allen'tijde in aangenaamheid, met zout besprengd, opdat gij moogt weten, hoe gij een iegelijk moet antwoorden.

7 Al mijn zaken zal u bekend maken Tychikus, de geliefde broeder, en getrouwe dienaar, en mededienstknecht in den Heere;

8 Denwelken ik tot hetzelfde einde tot u gezonden heb, opdat hij uw zaken wete, en uw harten vertrooste;

9 Met Onesimus, den getrouwen en geliefden broeder, dewelke uit de uwen is; zij zullen u alles bekend maken, wat hier is.

10 U groet Aristarchus, mijn medegevangene; en Markus, de neef van Barnabas, aangaande welken gij bevelen ontvangen hebt; zo hij tot u komt, ontvangt hem;

11 En Jezus, gezegd Justus, welke uit de besnijdenis zijn; deze alleen zijn mijn medearbeiders in het Koninkrijk Gods, die mij een vertroosting geweest zijn.

12 U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus, te allen'tijde strijdende voor u in de gebeden, opdat gij staan moogt volmaakt en volkomen in al den wil van God.

13 Want ik geef hem getuigenis, dat hij groten ijver heeft over u en degenen, die in Laodicea zijn, en degenen, die in Hierapolis zijn.

14 U groet Lukas, de medicijnmeester, de geliefde, en Demas.

15 Groet de broeders, die in Laodicea zijn, en Nymfas, en de Gemeente, die in zijn huis is.

16 En wanneer deze zendbrief van u zal gelezen zijn, maakt, dat hij ook in de gemeente der Laodicensen gelezen worde, en dat ook gij dien leest, die uit