‘GERBRAND ADRIAANSZ. BREDERQe 233
het toegeftaan -onderhoud. de‘pogingen.van den Dichter niet geheel vruchteloos zijn geweest. De tweede. brief ten minfte;. gefchreven aan een meisje, die door de letteren m. s. wordt aangeduid., doelt blijkbaar.op eenige.: beftaan- de betrekkingen. Op eenen.togt naar Haarlem over het ijs was hij in het water gevallen en ziek geworden, -Hij .beklaagt zich, ,, dat hy ,, hier door van zyn ziels aen-genaem gefel- ,,fchap was verbannen,” en verzoekt. zijne geliefde, ,, dat zy hem met een klein letter- ,, ken van genegene jonfte wilde vertroosten.” Hij voegt er bij: ,, dat hij gequeld werd ,, door de fchrickelycke jaloufye van den bruy- ,, nen Brabander, en vreesde door hem te ,, verliefen het “weynigh dat ‘hij aen haer ,, gewonntn had.” ‘Deze laatite bijzoriderheid doet zien, dat BREDERO toen nog geene we- — derkeerige belofte van genegenheid en trouw had ontvangen. Het fchijnt, dat het’ meisjé hem vrij lang heeft laten wachten, of dat hij zelf zeer ongeduldig is geweest. In onderfchei- dene gedichten klaagt hij over ‘de onverzete telijkheid -van ‘haar, die- hij liefhad; en afe door.hem. MARGARITA ‘wordt geheeten. - Dit-is de inhoud van..vijf klinkdichten. :Hoort. hoe. hij in een ander -gedicht zijne klagten: uitboezemt: es
P5 Macr