Pagina:Bijdragen tot de geschiedenis der wetenschappen en letteren in Nederland.djvu/62

Deze pagina is proefgelezen
44
44
bijlagen.

dat der Griecken [1] grootſte, middel, en cleynſte ſoetluydicheyt, niet dan ghedwaelde rammelingen en ſijn, die veel menſchẽ in ydelheyt den tijt doen verlieſen: Voort hoe de onvolcommenheyt die ſy hun ſegghen in de toonen te vinden, als d’een heele grooter als d’ander, en d’een halve grooter als d’ander, t’ welck d’een dus d’ander ſoo verlappende en verdeelende, niet en is onvolcommenheyt der toonen‚ maer quaet vervolgh commende uyt qua ſtelling des redens der vijfde van 3 tot 2.


Ant voorgaende ſiet mẽ merckelick hoe veel datter an goe verſtaẽlicke constwoordẽ gelegen is, en hoe ſy dwalẽ die de vermenging der uytheemſche woorden voor de Franſche talens (op dat wy weerom daer an commẽ) ſuyvering en verrijcking achtẽ, dat nochtans niet dan haer vervuylling en veraerming en is. Maer ſal ymant ſeggẽ nadien t’ gemeen gevoelẽ deur gantsch Europa anders is, vã geleerdẽ, ongeleerdẽ, eel en oneel, die t’ſame eendrachtelick als uyt eẽ mont loven de ſuyverheyt en rijcheyt die de Franſche tael deur ſulck middel gecregẽ heeft: Wilt ghy de ſaeck beter alleen verftaẽ als d’ ander al t’ſamẽ? Ick antwoordde dattet met my hier

in
  1. Harmonia maxima, media, minima.