Pagina:Bijlsma, Rotterdams welvaren 1550-1650 (1918).pdf/32

Deze pagina is proefgelezen

rivieren doorstroomd werden. Op de vrije ontwikkeling van den Rotterdamschen rivierhandel hadden daarbij de belemmerende bepalingen van de Dordtsche stapelrecht-ordonnantie geen gunstigen invloed; bij de laatste herziening van dit privilege in het jaar 1541 was de stapel van bepaalde handelswaren, voor zooverre zij langs de Waal en Lek werden aangevoerd, weder ten behoeve van Dordrecht bevestigd, zoodat deze stad onder andere den handel in Rijnsche wijnen en hout aan zich kon houden.

De koopmanschappen welke Rotterdam destijds het meest verhandelde, waren: haring, vis en zuivelproducten; deze victualiën gingen onder meer naar Brabant, Vlaanderen, en het Rijn-gebied. Met Mechelen en Antwerpen onderhield men een geregeld scheepvaartverkeer; voor den haringhandel op de hoogere Rijnstreken was de Rijksstad Keulen de stapelplaats, waar deze visch eerst ter markt moest komen, voor zij de rivier verder op mocht worden gevoerd.

De riviervaart maakte het betrekken mogelijk van tal van waren, die Rotterdam niet ontberen kon. Hiervóór is reeds vermeld, hoe de stad van uit de Hollands-Zeeuwse eilanden voorzien werd met granen en zaden; van de eilanden kwam ook meekrap (voor de lakenverwerij); de Zeeuwsche zoutziederijsteden, als Zierikzee en Reymerswale, leverden het voor den haringhandel onmisbare zout. Voor zoover de eigen overzeesche koopvaardij daarin niet voorzag, was Rotterdam voor het betrekken van uitheemsche producten overigens aangewezen op de grootere Hollandsche handelssteden als: Amsterdam en Dordrecht, en op het machtige Antwerpen. Amsterdam was de invoerhaven van granen uit het Oostzeegebied; Dordrecht had den stapel van de wijnen en het hout uit de Rijnstreken; te Antwerpen concentreerde zich de handel in de koopmanschappen van Zuid-Europa, zooals wol, verwstoffen (weede of pastel, indigo), zuid-vruchten, Indische specerijen enz. Verschillende gegevens wijzen er op, dat Rotterdam het niet buiten deze koopsteden stellen kon.

Rotterdams koopvaardij ter zee bleef in dezen tijd nog hoofdzakelijk beperkt tot een gering handelschverkeer met Noord-Frankrijk (in-