Pagina:Bijlsma, Rotterdams welvaren 1550-1650 (1918).pdf/43

Deze pagina is proefgelezen

Veel bleven de oorlogsleeningen en verhoogde imposten van het draagvermogen der Rotterdamsche poorterij vergen, en de vrije ontwikkeling van het bedrijfsleven werd door den druk van den oorlogstoestand geducht belemmerd. In dezen zin liet de vroedschap zich uit in hare vergadering van 29 mei 1575, toen zij naar aanleiding van een volgens hare meening te hoog gestelden aanslag in eene oorlogsheffing, aan de Staten van Holland te kennen gaf: dat zij geen middel of raad zoude weten, waar de penningen te vinden, zelfs al wilde zij deze opbrengen, zonder de stad aan den rand van het verderf te brengen "gemerct doch alle incompsten derselver stede tot bevordering van de gemeene oorloge werden ontfangen, ende de neeringe van de draperye ende harinckvaert, wesende 't eenige middel des welvaerts der voorzegde steede, nu geheel cesseren ende stille staen, ende 't gunt aen coepmanschappen ofte coopvaerdie resteeren mach, werdt deselve coopmanschappe alleenlick gedaen bij vreemde coopluyden". De klacht, hier over het verval van de haringvisscherij en draperie geuit, werd in het jaar 1580 door de vroedschap herhaald.

Door den oorlog kreeg ook de koopvaardij haar aandeel bij te brengen in de belastingen tot bestrijding van de hooge onkosten der krijgsvoering. In 1573 was het begonnen met de betaling van het recht van licent, verschuldigd voor den export van victualiën naar 's vijands land, en weldra was daar bij gekomen een heffing in den vorm van een lastgeld van de lading der inkomende en uitgaande schepen; dat middel kwam bekend te staan onder den naam van convooygeld, daar de opbrengst ervan dienen moest tot het uitrusten van convoyeerende oorlogsschepen, welke de koopvaarders konden beschermen en de zee en stroomen beveiligen.

Maar zelfs daarmede was de koopvaardij er te Rotterdam nog niet af in de periode October 1574-1575, toen het stadsbestuur volgens octrooi der Staten van Holland een uitvoerrecht hief op de koopmansgoederen, per schip naar het buitenland verhandeld; de opbrengst deze stedelijke heffing moest strekken "tot vermeerdering ende