De combinatie waterstad-landstad-nijverheidstad vinden wij terug in de samenstelling der stadsregeering. Onder de 32 vroedschappen, waarop in het jaar 1580 het vroedschapsgetal gebracht was, komen voor: 6 kooplieden (van wie twee voornamelijk haringhandel dreven) + 4 poorters, die een waterstadbedrijf uitoefenden: touwslagerij, scheepsbouw, teerstoverij; vervolgens één geneesheer, die tevens een bierbrouwer en nettentaanderij bezat. De landstad is vertegenwoordigd door 4 bierbrouwers benevens 9 poorters, die hun bestaan vonden in een ander landstadbedrijf, namelijk als: bakker, olieslager, handelaar in landbouwproducten en agrariër. De overige 8 vroedschappen vormden de derde groep, die van de neutrale neeringdoenden; zij bestond uit: lakenkoopers, lakenverwers en drapeniers, en had dus alleen vertegenwoordigers voor de wolneering cum annexis.
Zie hier het bedrijf der mannen aan wie, bijgestaan door Oldenbarnevelt als stadspensionaris, in de moeilijke tijden van den opstand het bestier der stadhuishouding was toevertrouwd. Dat zij ook in dagen van bekommering den moed er in wisten te houden, kan ons blijken uit een resolutie, genomen in hunner vergadering van 4 September 1585, zéér kort dus na den val van Antwerpen; onze steedelijke regeering nam in deze zitting het autoritaire besluit, uit de vroedschap te zullen zetten en door een nieuw lid te vervangen dengene, die voortaan zoude voorstaan "metten Coninck van Spanjen ofte zijne adherenten in eenige handelingen ofte reconciliatie te treden".