Pagina:Bilderdijk, Navonkeling 1 (1854).djvu/54

Deze pagina is proefgelezen

— 56 —

Dan is ook ’t uur naastby dat God den bidder helpt;
Maar verr’st, wanneer men ’t acht in menschenhand te vinden.

1823.



 

Namen.


At nos virtutes ipsas invertimus, atque
Sincerum cupimus vas incrustare. ———



HORATIUS.
Saint-preux (of zoo hy heet) vindt in zijn hartvriendin
Een sproetjen aan den mond, of mooglijk aan de kin,
Zoo overheerlijk fraai, dat hy den armen schilder
Die ’t ding vergeten had, voor beul of paardenvilder
Of erger uitschold, die haar schoonheid had mismaakt
In ’t geen zijn boezem juist voornaamlijk had geraakt.
Zoo vond Balbinus in de snotneus groot behagen
Die de arme Hagna tot bespotting plach te dragen.
Waarom niet? ’t Lieve is lief, en Liefde is alles schoon.
De goede Flakkus-zelf spreek tmeê op d’eigen toon.
De vriendschap, zegt hy, moet wat blind zijn voor gebreken
Aan andren zichtbaar, of verbloemen zo onder ’t spreken
Voor ’t minst, met zulk een naam als ’t ongemak verzacht.
Die scheel ziet, pinkt maar wat, of lonkt en lodderlacht.
Een kreuple wordt gezegd zoo eenigzins te hinken;
Een dwergjen, dien men in een pintskan zou verdrinken,
De grootste niet te zijn, maar teêr van lijf en leên;
En kromme schenken heet een weinig kuit op scheen.
Een vrek die van zijn goed de nooddruft niet durft nemen,
Is iemand die zich niet het zijne laat ontvremen,
Maar op de kleintjes past. Een kwistgoed neemt er ’t zijn
Ordentlijk van, zoo ’t dient. Een booze schalk heet fijn,
Een wildzang, zonder erg. — Een buffel plomp van zeden
Heet rond en recht door zee, niet huichlende in zijn reden:
Een korzelkop, een man wien vuur in de aadren zit,
Zoo zet men by verdrag elkandren ’t been in ’t lid!
Ik dulde ’t, mits men slechts de deugden niet miskende,
En aan die valsche kleur zijne oogen zoo gewende,
Dat de ondeugd tot een deugd, de deugd tot ondeugd wierd,
En heel de wareld door vervalschten naam bestierd.
Want eindlijk is ’t zoo verr’ gekomen, dat het namen,
Geen daden zijn, die thands vereeren of beschamen.
In woorden rust thands wijs- en braafheid. Vraag het KANT
Met al zijn mijmery van ’t rein en echt verstand.
Waar in bestaat zy? — In een woordenboek van termen
Waarover zich (eilaas !) de Hemel moet erbermen.