Pagina:Bilderdijk, Navonkeling 2 (1854).djvu/30

Deze pagina is proefgelezen

— 32 —

Aan 't Vaderland.

Gal. V, 7.


Ons Voorgeslacht, vol echten Christenmoed,
Droeg ieder deugd in ’t onvervalschte bloed.
’t Erkende een God, en, dankbaar voor Zijn zegen,
Vertrouwde ’t nooit op wijsheid, goud, of degen.
Herroep die deugd, die Godvrucht, in uw ziel,
Als ’t kroost van hun, voor wie de Dwangzucht viel!
Geen dapperheid, geen kunst van schrandre listen,
Maakt Volken groot, maar de inborst van den Christen.
De moed is vlam, wier flikkring ’t oog bedriegt,
En niet gevoed, in ijdle lucht vervliegt;
En schanderheid moog andren strikken zetten,
Zy struikelt zelv’ en stort in eigen netten.
Wees Godgetrouw, keer tot uw Heiland weêr,
ô Vaderland, en niets behoeft ge mee.
Gy tracht vergeefs Zijn geesels af te wenden,
Volhardt ge steeds Zijn recht, Zijn eer te schenden;
Wees eenmaal weêr het oude Nederland,
Uit golf en bloed getogen door Zijn hand,
Aan ’t juk ontscheurd van ’t alvermogend Spanje,
En aan Zijn dienst geheiligd door Oranje:
’t Verdrukt Geloof ten heu en toeverlaat;
In tarwoogst rijk ten spijt van ’s vijands zaad;[1]
Ondankbaar soms en in den plicht bezweken,
Maar vol berouw, en nooit van God geweken;
En, werdt gy ooit met valschen geest vervuld,
Te rug gebracht na overtuigde schuld,
En na dien val, hoe diep in ’t stof getreden,
Op nieuw verrijkt met dubble zaligheden.
Neem in dees nood door valschen waan vervoerd,
Geen Hel te baat die op verderving loert.
Neen, zwicht voor God, en leer Zijn geesselslagen
Met toeverzicht, met onderwerping, dragen.
Waan, zoo uw hart durft opstaan tegen God,
Geen heer te zijn, geen meester van uw lot,
En stort uw kroost geen beestlijk gif in de aâren
Of ’t voor Zijn wraak uw panden kost bewaren.
Balddadigen, ontchristend en ontmenscht,
Erkent de Macht, door macht noch list begrensd,
En buigt u neêr, en, woeste dwingelanden,

  1. Matth. XIII, 25.