Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 1 (1854).djvu/10

Deze pagina is proefgelezen

— 12 —

Als hy, verbreker van den kluister;
Herschep in ’t zegenrijkst gezog,
Voor de eeuw van lasterlijk weêrstreven,
Der Vaadren goudeeuw aan hun Neven,
Tot d’ eens verwachten gloriedag!

Gy, Vorst der Vorsten, die in ’t licht
Uw stoel op Serafsvleuglen sticht,
En wien de donderwolken dragen!
Zie, Vader, van Uw Oorlogswagen,
Op ’t langgeschokte Neêrland af,
En sterk den Koninklijken staf!
Verbrijzelt ’t woest en muitziek wrijten!
Staaf Nassaus zetel, sterk zijn band!
Bedaauw, besproei de Oranjeplant,
En vest den Throon op ’t diamant
Dat Hel noch Wareld zal verbijten!
Sla, Heiland! sla uw kudde gâ;
Tot u verheft zy reine palmen,
U rijzen Neêrlands wierookwalmen,
U, bron en rotssteen van genâ!

1825.



 

Gedenkzuil van Waterloo.

Oranjes heldenmoed gewijd
Na Nearlands grooten worstelstrijd.

1815.



 

Aan ’t Vaderland.

Als een Moeder die haar lievling, wien het nijdig stormgeweld
Jaar en dag op vreemde stranden in de branding hield bekneldt,
Eindlijk na vertwijflend wachten weder in heur armen drukt,
Al haar angst en ramp vergeten, en in blijdschap weggerukt;
Zoo, ja teêrder, was de vreugde, toe ge uw Vorst aan ’t barre strand
Op uw wenschen aan zaagt snellen, blijd herrezen Vaderland!
Ieder golfjen dat hem stuwde, dat vooruit toog voor zijn boeg,
Was uw hart een zegenbode die u blijdschap tegensloeg.
Was u weldaad en verkwikking, als de zichtbre redding Gods.
Juichende en zich-zelv onmachtig, streefde uw ziel hem in ’t gemoet.
En de Hemel ving uw zuchten in de heeten welkomgroet.
ô Hoew daverden de stranden, hoe weêrgalmden lucht en zee
Van het: Leef, ô Neerlands, redder uit ons achttienjarig wee!