Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 1 (1854).djvu/19

Deze pagina is proefgelezen

— 21 —


EENE ANDERE.


Heft u, zielen, streeft naar boven!
Zalig, zalig dat gelooven,
’t Geen een straal van ’t Hof der Hoven
Van het zedig voorhoofd blinkt;
Waar de wareld met haar luister,
Waar de Hel met band en kluister,
    Voor vezinkt.


BEIDE.

Triumf! triumf! wy zegepralen,
Hy overwon en Hel en Dood!
Verheft uw stem, o Zangchoralen!
Klink’ lof en dank door ’s Hemels zalen
HEM die voor ons Zijn bloed vergoot.


EEN DERDE.


Wees gy onze Tempel, Hemel! Wees ons Outer, bloeiende Aard!

Stijgen heilige offervlammen met de harten hemelwaart!



CHOOR.


Godsdienst daalt uit ’s Hemels choren:
Bloemen strooit haar eene hand;
De andre draagt in volle horen
Vrucht van ’t hemelsch Vaderland.
Levenstwijgen, eeuwig bloeiend,
Ooft, van levenssappen vloeiend,
Vuurgelijk zijn schel doorgloeiend:
Korrelvolle heilgranaat,
Laving stortende en verkwikking
Voor de harten dorstverstikking;
Balsemvolle honigraat;
Frissche Paradijslaurieren,
Zegenpalmen van genâ
Om het eeuwig feest te vieren,
Door de purpren kruisbanieren,
In den zonderstrijd te zwieren,
En elk needrig hoofd te sieren,
Overdrupt op Golgotha,

Ja Zy wenkt, Zy streeft ons tegen,
En de Hemel lacht ons aan,
    Spreidt ons zegen
    Op de wegen,