Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 1 (1854).djvu/22

Deze pagina is proefgelezen

— 24 —


Vaderlijke Les.

(Spreuken XXIII , 22.— Spreuken XXIV , 22.)

Mijn zoon, geef me aandacht, hoor uwe Ouderen!
Van hun is ’t dat gy ’t licht ontfingt;
Hun drukt uw welzijn op de schouderen,
Voor u is ’t dat hun ’t hart ontspringt.
Koop Waarheid, ’t eenig goed op aarde;
Koop Wijsheid, ze is het eenig heil,
Geen prijs haalt immer by haar waarde,
Al waar ze slechts voor ’t leven veil.
ô Wel hem, wien ’t hart mag streelen
Dat hy een zoon ten leven won!
Wel haar, die ’t vocht hem toe mocht deelen
Uit de onvervalschte Moederbron!
ô Hoogste gaaf van ’s Hemels zegen,
Zoo ’s Hoogsten zegen u omzweeft!
Ja zalig die hem heeft verkregen,
En dankbaar in zijn afkomst leeft!
Mijn zoon, geeft ’t hart aan uwen Vader,
En hou zijn wegen steeds in ’t oog,
Op dat uw hand den schat vergader’
Waar mot noch roest aan knagen moog.
Heb afkeer van ’t aanhalend vleien
Van die op uw verderving loert.
Rampzalig, die haar list beschreien!
Wie ’t lokaas van den plicht vervoert!
Ach mocht ge nooit die snoeren kennen
Die ’t hart omstrikken door ’t gezicht,
En blindelings in de gracht doen rennen,
Met kunst verdekt voor ’t argloos wicht!
Schuw ’t tovervuur van dartle lonken;
’t Bedwelmt, en blakert, en verteert;
En ’t hart, verhit en zwijmeldronken,
Wordt God en plichten afgekeerd.
By wien is weedom, jammerklagen;
By wien ’t in twist gestorte bloed?
By wien ’t onrustig boezemknagen,
Dat de oogen uitbarst in hun gloed?
By hen, die by den wijn vernachten;
Wier vreugde, dartele ontucht is,
Waar ze altijd naar genieting smachten,
En nooit beproeven dan ’t gemis.
ô Zie den wijn in ’t glas niet schijnen
Wanneer hy opschuimt in ’t pokaal,
Al flikkert hy als pruikrobijnen
En spreidt zijn geuren door de zaal.