Deze pagina is proefgelezen
— 67 —
En vuurvlam ademt die wat weêrstand biedt verteert!
Volharden we onvermoeid, ter redding van misleiden,
Moewilligen ten schrik, de waarheid uit te breiden,
En sterven voor ’t gezag van Jezus als ons Hoofd!
Hy kent den zijne, en ’t hart dat in Zijn naam gelooft.
Maar geen verbindtnis, neen, met wufte stervelingen,
Als konden we in ’t gemoed door hart en nieren dringen;
Daar ’t als een veldbloem steeds geslingerd hier en ginds,
Nu ’t hoofd verheft, dan buigt, op d’ ademtocht des winds,
En halve zucht tot God by eigen zelfvermeten
Blijft worstlen, als een slaaf geklonken in zijn keten.
Gods Oppermacht behoeft der zulken bystand niet,
Wier moeilijkst zwoegen slechts een nutloos zweet vergiet.
ô Wachten we ons Zijn weg, Zijn wil, vooruit te loopen!
Ons strijden is ’t gebed, de lijdzaamheid, en ’t hopen;
Doch geen gemeenschap met den Afval! Christen, waak,
Wees moedig, waarschouw, spreek, en sterf voor Jezus zaak!
Volharden we onvermoeid, ter redding van misleiden,
Moewilligen ten schrik, de waarheid uit te breiden,
En sterven voor ’t gezag van Jezus als ons Hoofd!
Hy kent den zijne, en ’t hart dat in Zijn naam gelooft.
Maar geen verbindtnis, neen, met wufte stervelingen,
Als konden we in ’t gemoed door hart en nieren dringen;
Daar ’t als een veldbloem steeds geslingerd hier en ginds,
Nu ’t hoofd verheft, dan buigt, op d’ ademtocht des winds,
En halve zucht tot God by eigen zelfvermeten
Blijft worstlen, als een slaaf geklonken in zijn keten.
Gods Oppermacht behoeft der zulken bystand niet,
Wier moeilijkst zwoegen slechts een nutloos zweet vergiet.
ô Wachten we ons Zijn weg, Zijn wil, vooruit te loopen!
Ons strijden is ’t gebed, de lijdzaamheid, en ’t hopen;
Doch geen gemeenschap met den Afval! Christen, waak,
Wees moedig, waarschouw, spreek, en sterf voor Jezus zaak!
1823.
Aan Mr. I. da Costa, by het in ’t licht geven zijner bezwaren tegen den geest der eeuw.
’t Is waar, mijn Vriend! Gy, wien van ’t zielsgezicht
De sluierdoek der Wet werd afgelicht,
En ’t Christenlicht in ’t helder oog mag stralen;
Gy, gy aanschouwt met juistheid, met belang,
Wat op den boord van ’s warelds ondergang,
Dit koud geslacht zich zelfs niet af durft malen.
De sluierdoek der Wet werd afgelicht,
En ’t Christenlicht in ’t helder oog mag stralen;
Gy, gy aanschouwt met juistheid, met belang,
Wat op den boord van ’s warelds ondergang,
Dit koud geslacht zich zelfs niet af durft malen.
Ja, ’t Ongeloof, ja de Afval, steeg ten top;
Men voedt zijn kroost voor Hel en Wareld op,
Vloekt Christus zoen, eert Heidnen logenvonden,
Betwist Zijn macht in Hemel en op Aard’;
Ja, belastert wie ’t geweten rein bewaart,
Wie Waarheidsleer op Waarheids stoel verkonden.
Men voedt zijn kroost voor Hel en Wareld op,
Vloekt Christus zoen, eert Heidnen logenvonden,
Betwist Zijn macht in Hemel en op Aard’;
Ja, belastert wie ’t geweten rein bewaart,
Wie Waarheidsleer op Waarheids stoel verkonden.
Het Godlijk woord dat Duivels siddren doet,
Werd tot een spot van ’t zinloos wangebroed,
Dat toom en zeel met voeten durft vertreden,
Om ’t stalen juk van willekeur en dwang
In de afgodsdienst van ’t moordend zelfbedwang,
’t Misleide volk om hals en schoft te smeden.
Werd tot een spot van ’t zinloos wangebroed,
Dat toom en zeel met voeten durft vertreden,
Om ’t stalen juk van willekeur en dwang
In de afgodsdienst van ’t moordend zelfbedwang,
’t Misleide volk om hals en schoft te smeden.
Niets heilig meer, of de afgrond wierp het om:
Geen ondeugd meer die niet ten toppunt klom.
Geen liefde meer, geen band van samenstemming!
Geen ondeugd meer die niet ten toppunt klom.
Geen liefde meer, geen band van samenstemming!