Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 1 (1854).djvu/72

Deze pagina is proefgelezen

— 74 —

Vindt ge nergens in ’t heelal
Waar ge u áánklemt in den val.

Arme grijzaart! sla uw oogen
Niet in ’t rond, maar naar den hoogen.
Strek uw armen derwaart heen:
Daar is steunsel, daar alleen.
Wie de hand u toe wil strekken,
Zult ge boven u ontdekken :
Ja Hy reikt ze; grijp slechts aan,
Al uw wagglen heeft gedaan,
En voor ’t nooit verzadigd zoeken
Naar gesprek, of nieuws, of boeken,
Door die zelfvervelingsdorst,
Vindt gy in uw eigen borst,
Wat die uren, wat die dagen
Die gy grimmig woudt verjagen,
Op zal vullen met genot,
En met dankbaarheid aan God.

1823.



 

Op de herbloeiende beoefening der Oostersche talen, aan Leydens Hoogeschool.

Waai, Nabatheesche lucht, van balsemgeuren zwanger,
Doorwaai ons met de lust van ’s warelds dageraad;
En gy, doordring ons hart, gewiekte tooverzanger,
Die duizlend van vermaak, in rozenwaasems baadt! [1]
Stort, stort uw schatten uit, granaat- en druifwaranden,
Voor ’t smachtend-flaauw gemoed dat naar uw sappen dorst!
Ha, ’t zalig Oost ontsluit, en reikt ons blijde handen;
De morgen gaat ons op, en straalt ons in de borst!
Geen vlammend oorlogszwaard van Hagars woeste loten
Betwist den toegang hier tot hun gewijden grond;
Het eischt geen wapentocht, geen toegeruste vloten,
Noch half-ontvolkt Euroop, vereend in krijgsverbond.
Een frissche Jeugd treedt op in ’t edel Letterwapen,
En rolt in Leydens school de blanke heirvaan los;
De lauwer van de vlijt versiert haar kruin en slapen,
En ’t voorhoofd tooit zich reeds met Morgenlandsche blos.
Wie vliegt daar toegewenkt door Palestijsche palmen,
Zoo fier, zoo staatlijk voor aan ’t hoofd van dezen stoet?
Wien zal een dankbaar kroost het Péän tegengalmen,
Door ’t vrolijk lofgejuich van gantsch Euroop begroet?

  1. De Nachtegaal in het Oosten, die over de rozenbedden zweeft.