Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 2 (1854).djvu/36

Deze pagina is proefgelezen

— 38 —

Liefde en teêrheid zijn verdrongen,
En de dartelheid vergood!
’t Zalig kraambed dreigt met smarte;
Dooft, by ’t moederlijke harte,
Ook het leven in uw schoot!

1823.



 

Zinstaal.

Oh felice colui che trova il quado
Dit questo alpestro e rapido torrente
Ch’ a nome VITA, ch’ a molti è si a grado!


PETRARCHA.
Gelukkig! die in ’s levens woesten vloed
Waar velen zich zoo roekloos in behagen,
Het standpunt vindt voor d’ongewissen voet,
Als storm en stroom de golven afwaarts jagen.
Hy staat gerust, standvastig in zijn plicht,
En drijft niet meê, naar wind en golving wenden,
Al spat hem ’t schuim in ’t gloeiend aangzicht,
En vliegt hem ’t kleed aan flarden van de lenden.
Hy biedt den bui van zijn standplaats trots:
’t Geweld zal slechts zijn moed en grootheid stijven;
En de in d’Orkaan steeds onverwrikbre rots
Zal, eeuwen door, zijn roemrijk Zinstaal blijven.

1823.



 

Zwermzwarreling.

Φαίλαψ κόνιν σύρουσα, πνευμάτων στάσις,
*Ατακταπαφλάζουσιν, ἢ σφηκῶν δίκην
*Αττουσιν ἐυθὺ τῶν προσώπων ἀθρόως, κ. τ. λ.


GREGOR. NAZIANSEN.
Een dichte muggenzwerm uit sloot en modderkolk;
En spitsgeängelde bloedgierge wespenvolk;
Omtuimelende in de lucht met vuile kevertorren;
Die dandende in de zon op vliezen vlerken snorren,
Den dan verduistren, en elks oor met hun gespuis
Bedwelmen, schaadlij in vergiftigd wormgespuis;
Met gantsche neevels van door één gedreven hommelen,
Elk vliegdende in ’t gezicht met hol en aaklig brommelen;