Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 2 (1854).djvu/54

Deze pagina is proefgelezen

— 56 —

Moed.

De Moed is meer dan kracht waar ’t uitgetogen zwaard
Het pleit beslissen zal den arm der Helden waard.
De Moed grijpt hart, en ziel, en boezem aan, en zinnen,
En doet op de overmacht de palm der zege winnen.
Verheven drift van ’t hart dat voor de grootheid slaat,
Aan tederheid verwant, der zwakken toeverlaat,
Geblaakt door zuivre vlam aan Liefdes toorts ontsteken,
Is de eer van ’t schoon geslacht zijn dierbaarst glorieteeken.
De zedigheid, met de ernst in eedlen blos gehuld,
Vertoont den gloed der eer die ’t moedig hart vervult.
De rijkdom moog de zucht van lage zielen trekken,
En in verbasterd zaad een vuigen hoogmoed wekken;
De Moed veracht die glans, en ’t geen zijn boezem vleit,
Is ’t zelfgevoel der deugd in al heur waardigheid.

1824.
Na een Hs. van de twaalfde eeuw.



 

Aan den heer Willem Anne, Baron van Schimmelpenninck. In zijn vriendenrol.

In d’overwelmingsdamp der wijsheid onzer dagen,
Schonkt ge ook een vlijtig oor aan mijn verstoten Leer;
Ik zag uw frissche Jeugd mijn Grijsheid eerbied dragen;
En ’k vond in u ’t gemoed der oude Riddren weêr.
Vaar voort, beproef, doorzoek, en oordeel door u-zelven,
Wees vrij, wees Edelman, en van geen Tijdgeest slaaf;
Het goud der Wijsheid is uit waanzucht niet te delven
En Waarheidsliefde-alleen maakt achtenswaard en braaf.
Des Christens lot op de aard is laster, hoon, miskenning,
Verdrukking, armoê zelfs, en wat den boezem grieft;
Maar gy doorleest mijn ziel, recht eedle Schimmelpenning,
Leef, als uw hart verdient, van God en mensch geliefd!

1824.



 

Winter.

Horrida tempestas coelum contraxit —
HORATIUS.
Bromt, buldert, woedt, vermeetle Dwingelanden
Die thands in ’t vak der vale lucht gebiedt!