Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 2 (1854).djvu/81

Deze pagina is proefgelezen

— 83 —

AANTEEKENINGEN.




De Geschiedenis van Floris den Vijfde en de geboorte van den Heldhaftigen Witte van Haamstede is door de onkunde en veroordeelen der Schrijveren met dicht nevels omhuld. Dat Witte uit een wettig huwlijk gesproten was, heeft echter de arbeidzaam nasporende Baron van Spaan volkomen erkend, en blijkt uit alles genoegzaam. Wie zijne Moeder was, is my uit eigen onderzoek, met vergelijking van hetgeen me door gemelden Geschiedeniswroeter werd meêgespeeld, desgelijks gebleken. Zy was Agnes van der Sluis uit een jonger zoon van het Huis van Heusden, die dezen naam aanam en het wiel van Heusden zilver voerde. Met deze had hy jong een huwlijk aangegaan en den grooten Witte verwekt, die in later jaren door zijnen broeder Graaf Jan den Eerste met het aan dezen te rug gevallen Leen van Haamstede begiftigd werd. Doch dit huwlijk werd verbroken door ’t Pauslijk gezag, ’t geen een schandelijk verdrag, in Floris kindsheid door zijn Oom en Voogd Floris met Vlaanderen gesloten en by ’t welk onze Graaf verbonden werd een van Guidoos dochters te trouwen, met den Kerban bekrachtigd had; en dit verbreken geschiedde na dat Graaf Floris Ridder geslagen was. In dit oogenblik wordt deze brief ondersteld geschreven te worden.

Aleid, Koning Willems Zuster, voor wie hy een byzonder zwak had en die hy aan Jan van Henegouwen, den Voorzoon van Zwarte Margriet by Borchard van Avennes, uittrouwde, had onzen Floris opgevoed, en altijd getracht zich en hare kinderen in zijn erf- en leengoed te vestigen, ’t geen eindelijk haren Zoon Jan ( by ons Jan den II) door eene aanéénschakeling van intrigues en den vroegen dood van Floris Zoon uit Beatrix van Vlaanderen, gelukte.

Floris van Holland, Koning Willems broeder en wegens hem regent van Holland en Zeeland en door Willems dood Voogd van den jongen Graaf, had zich (naar het wel schijnt) van den Graaf van Vlaanderen gevangen laten nemen, en sloot toen het gemelde schandelijke traktaat, dat in alles zijn eigenbelang bedoelde, en herhaalde malen door Keizer en Rijksdag veroordeeld en nietig verklaard werd, maar des ondanks door ’t Pausen eens gegeven bekrachtiging staande bleef, en waaraan onze Floris zich eindelijk na sterken aandrang van zijnen braven en gemoedelijken Oom Hendrik van Braband, tegen zijn hart, en uit naauwgezetheid omtrent den Riddereed, onderwierp.