Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/105

Deze pagina is proefgelezen

»Wat dat betreft Mylady ik hoop welhaast zulke proeven af te leggen van mijne trouw, dat de scherpste argwaan daarbij slechts over zich zelven zal te blozen hebben," antwoordde Wentworth fier en met eene vastheid, die aan zijne verzekering klem bijzette. »Toch," vervolgde hij, »heb ik mij niet willen verzetten tegen uw bijzijn en ik voor mij schroom geenszins te uwen aanhoore te spreken, sinds ik wèl besloten ben niets te zeggen, waarover ik mij niet ernstiglijk heb beraden met mijn verstand en met mijn geweten, en wat ik niet zou kunnen verantwoorden en willen volhouden voor de gansche wereld. Gij ziet mij nu wisselen van partij, Mylady, maar gij zult mij niet zien weifelen, en van nu aan verwissel ik niet weêr, dat is eene kenze voor het leven!"

»Ik geloof zoo, Sir! maar te minder kan mijn bijzijn u hinderlijk wezen."

»Mij! daaraan hebt gij gelijk, Gravin; doch zooals gij weet, ben ik niet de éénige belanghebbende, en of hij tevreden zal wezen zich over zoo teedere en wichtige punten te bespreker, in het bijzijn van een derde…"

»Ba! van een page! wie acht op een page?"

»Zeker… indien deze page maar niet te veel belangstelling toont in hetgeen er gesproken wordt, en daardoor de opmerkzaamheid op zich vestigt."

»Ik beloof u dat ik mij gansch onzijdig zal houden, en een zoo onnoozel gezicht zal zetten, of ik van het geheele gesprek geen woord kon verstaan."

»Dat is iets… Mylady! Alleen het stelt mij nog niet volkomen gerust, Uwe onvergelijkelijke schoonheid is wel vermomd, maar geenszins verborgen door dit gewaad; het doet dit veeleer uitkomen op eene wijze, die een hartstochtelijk en zinnelijk man, als John Pym is, moet aantrekken en tot scherper opmerkzaamheid uitlokken."

»Ik zal die weten te ontgaan door alle hulpmiddelen die in mijne macht zijn; en geloof mij, Sir! Ik vermag nogal veel op mij zelve en op anderen, als ik mijn vermogen wil gebruiken."

»Aan wien zegt gij dat?" hernam hij, haar aanziende met een blik, waarin oneindige diepte van hartstocht te lezen was, doormengd met somberen weemoed. »Gij vermoogt veel te