Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/113

Deze pagina is proefgelezen

»Slechts waren mijne aanvallen zonder eenige verschooning en met den onwrikbaren wil om te treffen en te dooden, als die van den matroos, die een schip ter entering beklimt en weet dat hij slachtoffer moet worden of overwinnaar; de uwe hadden meer den vorm van een ridderlijk tweegevecht, waarbij men het meest den degen laat blinken om zijne partij te doen terugwijken en een proefje te geven van zijne behendigheid! Wij staan dus niet zoo gelijk dat ik zou kunnen doen wat gij doet. Maar weet gij waarom gij mij noodigt u te volgen, terwijl gij zekerheid hebt dat de noodiging vruchteloos is? Omdat een innerlijk gevoel van waarheid u zegt, dat gij niet verantwoord zijt voor u zelven, vóórdat, gij u gerechtvaardigd hebt bij mij… maar die geruststelling zal ik u niet geven door mijne vrijspraak."

»Gij vergist u, ik wacht die niet en ik zou die zelfs overbodig achten" viel Wentworth in, op strakker en hooger toon dan hij nog had gevoerd, en niet vreemd: Pym had hem werkelijk doorzien; Pym ontdekte hem als aan zich zelven, en niets verbittert meer een hooghartig man, dan zich geraden te zien door hem wien hij, ware het zonder opzet en bewust van wat hij deed, hoopte te misleiden. »een" ging hij voort op drogen, lossen toon, »ik kom u dit alleen zeggen omdat wij collega’s waren en omdat ik mij niet van uwe partij wilde scheiden zonderdat gij het wist."

»Uw geheugen is wel wat ongetrouw," hervatte Pym met ironie, »Wij zijn iets anders dan collega’s in het Lagerhuis… Wij zijn schoolmakkers geweest, wij zijn vrienden geworden, en het Huis der gemeenten heeft slechts hereenigd wat sinds lang verbonden was door innerlijke overeenstemming."

»Vrienden zijn wij geweest, ik erken het, en had gewenscht het te kunnen blijven; maar wat overeenstemming aangaat, die ontken ik: wij zijn veeleer contrasten. Uw smaak uwe levenswijze, uwe gewoonten, uw karakter en uw los en vroolijk humeur trekken u heên naar het volk, roepen u om voor het volk en onder het volk te leven, terwijl mijne gewoonten, mijn smaak, mijne neigingen zelfs" hervatte Wentworth onwillekeung met een blik op de lady-page, »mij heêntrekken naar…"

»Het hof! waar zulke bloemen bloeien" glimlachte Pym, ook