Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/117

Deze pagina is proefgelezen

dat men koning zijn kan over een vrij en groot volk, koning zonder kroon en zonder schepter, alleen maar door de overmacht van het genie en van het woord, meer dan te heerschen door de zwakheid van enkelen, indien gij het nog daartoe bracht? Doch vlei u niet, Thomas Wentworth! gij alleen kunt dat mirakel niet werken…"

»Een mirakel, zeker niet, maar het zal geen mirakel zijn wat ik voor heb; hetgeen ik hoop te verrichten zal niets zijn dan een natuurlijk en noodzakelijk gevolg van hetgeen ik voorbereid heb; en vergun mij niet alleen in rekening te brengen wat de Koning in mij wint, maar ook wat uwe partij met mij verliest. Toen wij meenden te zegevieren, waren wij samen, hadden wij samen alles overlegd, onze hulpbronnen, de middelen en drijfveeren, waardoor wij ze in beweging zouden brengen, onze sterkte, hunne zwakheid, iedere geleding van het harnas, waardoor het koningschap te treffen was, iedere leemte van het bestuur, waar wij konden binnendringen, en nu…"

»En nu wilt gij dat alles tegen ons keeren? O! ik begrijp het dat gij u sterk voelt met zulke wapenen als gij in staat zijt tegen ons te richten, maar ik begrijp niet hoe gij moed zult hebben ze te gebruiken. Maar ik bezweer U, gebruik ze niet; dat zou een al te laaghartig verraad zijn, een verraad als nooit meer was gepleegd. En het zou Thomas Wentworth wezen van wien het werd gezegd: die heeft dit gedaan; en weet dan ook dat nooit een dieper en een meer rustelooze haat met meer billijkheid was verwekt. Ik voel het hoe machtig gij tegen ons kunt zijn, juist omdat gij voor ons zijt geweest; maar hoe meer gij ons gevaarlijk zult zijn, des te grooter gevaar loopt gij zelf; en daarom nogmaals, hoor mijn raad, hoor naar mijne stem, het is niet de stem van een tegenstander die verslaan wil door dreigen; het is nog de stem van een vriend die zijn vriend wil behouden en hem redden van zijn verderf. Haal de vervloeking, van Oud-Engeland niet over u, Blijf bij ons en volhard met In uw voornemen."

Er sprak zooveel welmeenende ernst uit den toon en geheel" de houding van Pym, terwijl hij dit laatste zeide; er was zooveel matiging en te gelijk zulk een verlangen tot overtuiging