Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/118

Deze pagina is proefgelezen

U daarvan kennis te geven, zoodra ik het gepast aan mij over in hetgeen Pym aanvoerde, en tevens sprak het goelijk en openhartig gelaat van dezen zonderlingen man, die zoo verschrikke lijk kon zijn en zich toch zoo innemend kon toonen, dus dringend met zijne woorden mede, dat, zoo daar overreding mogelijk ware, Wentworth zich door dezen aanval geschokt moest voelen… en werkelijk Wentworth scheen getroffen. Hij boog het hoofd en hield de beide handen voor de oogen, als kon hij zijn vriend niet langer aanzien, als hoopte hij, dat hij niet meer hooren zou, zoo haast hij niet meer zag.

Maar er was eene tegenwoordig, die niet de handen voor de oogen hield in zulke oogenblikken, die ze wel wijd en scherp geopend had om op beide sprekers te gelijk toe te zien, en die nu het zwijgen en de gemoedsbeweging van Sir Thomas voor eene aarzeling hield, die zij alleen kon wegnemen door eenig geweldig middel dat ieder terugtreden afsneed, Zachtkens opgestaan was zij, zonder het geruisch harer voetstappen te laten hooren, als met de vlugheid eener gazelle naar John Pym toegetreden, terwijl deze sprak, en toen hij eindigde, toen Wentworth zweeg zonder op te zien, was het hare welluidende stem die voor hem antwoordde:

»Sir Thomas Wentworth is juist hier om u te zeggen dat hij in den strijd tegen de vijanden van zijn Koning zal volharden tot het uiterste, En gij, Mylord! gedenk uwe belofte!"

Zoodra Wentworth de stem der Lady had gehoord, was hij plotseling uit zijne weemoedige verslagenheid opgeschrikt, maar gelijk een man van moed door een schrik niet getroffen wordt tot versagen, maar om met vasten blik hetgeen hem treft te overzien, zoo was hij ook terstond weêr zichzelf; hij begreep dat die tusschenkomst hem niet enkel een terugtreden verbood, maar ook zelfs eene vreedzame scheiding onmogelijk kon maken, zooals hij die zich zelven had voorgesteld, en dit griefde hem; ook antwoordde hij zeer kort en terwijl hij de wenkbrauw fronste:

»Ik heb beloofd, Mylady! mij dunkt, dat moet u genoeg zijn om aan mij over te laten, hoe ik woord zou houden; en veeleer hadt gij het uwe mogen gedenken, dat ware mij betere dienst gedaan, dan de vleierij van een titel, dien ik niet bezit"

»Gij vergist u! de Koning verheft u tot Graaf, en liet het