Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/12

Deze pagina is proefgelezen

der wil zijn; er is iets liefelijks in hen te zien komen en gaan in lange statige rij, allen ordelijk en stemmig voortgaande, twee aan twee, de kleinsten vooruit, soms nog wel aan de hand geleid, de grooteren volgende, de plaatsvervangende vader en moeder met de leermeesteressen den trein sluitende: het geeft u zoo goed een denkbeeld van de stilheid, de aandacht en orde, die de vrome golfsdienstige zin met zich brengt. Ik weet wel, dat ze niet daarom den Heer in ’t harte hebben, omdat ze door streng‚ tucht tot uiterlijke stemmigheid zijn gedwongen; maar toch, hunne opvoeding leidt hen tot vromen zin. Uit het midden vaak van een verwaarloosd gezin worden ze opgenomen en tot den Heere gebracht, of ze hun hart voor Hem openen wilden, en op menig zacht en deemoedig gezichtje, in menighelder oog leest men bij hen iets, dat van die ontvankelijkheid des harten getuigt. Mij althans heeft het zien van zulke weezen altijd gesticht en opgevoerd tot Hem, in wiens naam en ter wiens liefde hun zoo trouwe verzorging gewordt. Maar de Zondag is voor den wees niet enkel een dag aan stichting gewijd, het is ook een feestelijke, het is ook een dag van uitspanning; de regelen van ’t Huis zijn streng en stipt, de uren van iederen werkdag zijn er onverzettelijk aangewezen voor iederen plicht, voor iedere taak, en die van de uitspanning zijn niet vele, en worden niet genoten in volkomen vrijheid; maar des Zondags is dat anders: des Zondags mag de wees uitgaan, en geen bijna is er zóó verweesd, zóó alleen, of hij vindt nog hier en daar in de stad zijne verwanten, of hunne vrienden, of de verwanten zijner medeweezen, waar hij open deur vindt om er de vrije Zondags-uren door te brengen, en opene harten om ze hem te vervroolijken. Zondags zet zich de wees aan de tafels der rijken, of zelfs der armen, die dan toch een schotel extra hebben want ze hebben een wees te gast… zie, het is niet enkel medelijden en zorge, het is voorliefde die zich toont in ’t oud-Hollandsche karakter, aan wie ouderliefde missen moeten op aarde. Het was althans zeker dat die stemming heerschte in een gezin te Alkmaar, aan welks disch wij op een Zondagmiddag van ’t jaar 1611 een wees zien aanzitten, uit de andere jongelieden wel te onderscheiden door de kleeding die hij draagt, de grove lakensche stoffe met de roode bies