Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/126

Deze pagina is proefgelezen

nog niet in de mogelijkheid was geweest, het te doen herbouwen. Hij hoopte echter nu van de edelmoedigheid des Konings vergoeding voor dit verlies. Ware hij de éénige geweest die op Karel’s dankbaarheid hoopte, dan had hij zeker goede kans gehad, maar er waren duizenden, die gelijke aanspraken met hem deelden, en zoo kon hij wel eens eene slechte rekening maken… Toch schijnt hij nu geene zorge te hebben, dan zijn ivoren koning te verdedigen tegen de snelle en slimme aanvallen van zijn schoonvader, die een geoefend schaker blijkt.

Mistress Allerton zat met Lady Keredith en twee jongere ongehuwde dochters aan eene breede vierkante tafel, bezig met eenigen lichten vrouwelijken arbeid, terwijl zij onderling zachtkens koutten en schertsten. Een jongmensch van omtrent zeventien of achttien jaar zat in haar kring, en was bezig eenig vischtuig in orde te brengen, terwijl er een kwartijn in zwaar lederen band naast hem lag, die van goede plannen tot lectuur getuigde.

Het jongste zoontje van Mistress Allerton speelde in een hoek der zaal met de beide dochtertjes van Lady Keredith, meisjes van vier en zes jaren, die met haar jeugdigen oom in de beste verstandhouding leefden, Op de kleine verhevenheid voor de hooge boogvensters, stond de welgevulde leuningstoel, die sinds al de jaren dat zij bij haar neef inwoonde, uitsluitend en onveranderlijk de zitplaats was van de tante en oud-tante der familie, Miss Harriët Allerton, eene van die deftige en beminnelijke oude vrouwen, bij wier levendigheid en helderheid van geest men hare zeventig jaren vergeten zou, indien niet de rijkheid harer ervaringen en vooral haar spelen met twintigtallen van jaren, hare zonderlinge verwarringen van kleindochters met moeders en wat dies meer zij, u plotseling herinnerden, dat zij in eene andere eeuw zijn geboren dan gij zelf, of althans, in den aanvang van eene eeuw, waarvan u slechts een tiental jaren heugen… Miss Harriët zag reeds meer dan zeventigmaal den killen winter vervangen door het mildere jaargetijde, en toch was het nog geen winter in haar harte; toch blonk er nog een glimp van schranderheid en geest in haar levendig oog; toch had het sneeuwwit harer lokken nog