Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/134

Deze pagina is proefgelezen

nogmaals, terwijl zij hare tranen met moeite verkropte, »dat hij hier zou gekomen zijn, om met mijn vader te spreken."

» »Wat kan hij mij te zeggen hebben," hernam dokter Allerton de schouders ophalende; »hij kan wel weten dat ik zulke wegen afkeur, als hij zich veroorlooft te gaan! En het is zeker daarom, dat hij zich onthouden heeft bij mij te komen; en ik beken dat het mij aangenaam is; want ik zou toch in geen geval in goede verstandhouding met hem kunnen samen zijn!" »Er Was iets zoo naïfs in den toon van goêlijke ontevredenheid, waarop mijn vader zich uitliet over den man, die toen zóó veelvermogend was in het land, zonder dat wij het gisten, dat ik mij nu den luiden lach van Lord Algernon kan verklaren, die mij toen griefde ter wille van Lovely's smart! terwijl hij zeide: »Maar weet gij dan niet, mijn vrome heer, dat uw neef een van de invloedrijkste mannen van ons land is, en dat hij op dit oogenblik eene vervolging ten bloede toe heeft aangevangen tegen den geduchtsten en machtigsten heer van het koninkrijk, den graaf van Strafford?"

» »En dat hij overwinnen zal!" sprak de Lady met een wil. den blik, terwijl zij iets als een tandgeknars van spijt niet weêhouden kon.

» »k heb daarvan gehoord, Sir," zeide dokter Allerton zeer bedaard; »maar dat strekt hem niet tot eere, al is het dat die Graaf schuld heeft; toch twijfel ik niet of de Koning zal mijn onvoorzichtigen neef voor zijne vermetelheid straffen."

» De Koning! wat zal de Koning tegen hem!" riep de Lady met eene zonderlinge uitbarsting van drift en minachting »Het zal nog te bezien staan of hij moed zal hebben de worsteling voort te zetten, waaronder Strafford bezweken is…" En terwijl zij sprak, brak zij met heftigheid de rijzweep in stukken, waarmede zij had gespeeld. Wij allen staarden haar aan met schrik en ontzetting, en ik geloof dat het nu het oogenblik is om u die vrouw te beschrijven, wier kortstondig oponthoud in ons huis voor ons zoo noodlottig is geworden en voor haar zelve zoo veelbeteekenend. De indruk, dien deze vrouw op mij heeft gemaakt, is nooit meer uit mijn geheugen uitgewischt, en bij de minste aanleiding staat die gestalte weêr frisch en levendig voor mij, alsof ik haar pas gisteren had gezien. En al was het geene